|
Geestelijk verzorger Martin ter Veen: “Als kerk kiezen voor de menselijke maat”
Hoe ervaar je je roeping?“Dat vind ik een lastige. Predikanten zijn geroepen, maar hoe zit het met iemand in het verzekeringswezen of bij een bank? Ik ben in mijn werk gegroeid, door omstandigheden. Ik kan niet zeggen dat ik, toen ik besloot om geestelijk verzorger te willen worden, geroepen ben. Ik zou eerder van de werking van Gods Geest willen spreken.” Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken?“Ik vind het heel prettig als ik fijne collega’s om me heen heb, dat maakt het werk een stuk aangenamer. Ook de vrijwilligers met wie ik door de jaren heen heb mogen werken waren heel ondersteunend. En verder gaat het mij vooral om de mensen in de instelling. Ik heb ze in mijn hart gesloten. Het zijn bijzondere mensen! De samenleving zou meer rekening met hen moeten houden. Hun integratieproces zou ik grotendeels als mislukt willen beschouwen.” Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt?“Naast mijn werk loop ik hard, lees ik veel, klus ik veel. Er is meer in het leven dan werken.” Welk onderdeel van je werk doe je het liefst?“Uiteindelijk het alledaagse contact met mensen met een verstandelijke handicap. Bijvoorbeeld in vieringen, die vind ik geweldig om te doen. Als je een vraag stelt, komt er bijna altijd een antwoord. Ik geniet enorm van die spontaniteit. Als iets niet klopt, krijg je het ook te horen. Ik was eens vergeten om mijn stola om te doen. Dan wordt er geroepen: ‘Martin, je hebt geen stola om!’ Ook de verkeerde kleur stola wordt opgemerkt. De gesprekken met deze mensen zijn fantastisch. Ik heb altijd dicht bij mijn werk gewoond en kom op de fiets. Op het terrein kom ik de bewoners al tegen, dus de eerste contacten zijn er al voordat ik mijn fiets heb weggezet.” Welke scholing heb je voor het laatst gevolgd?“De zogenaamde holi-cursus die de bevoegdheid geeft om naast mijn preekconsent doop en avondmaal te kunnen bedienen. Het avondmaal heb ik inmiddels heel wat keren mogen bedienen. Heel mooi is dat ik aan het eind van mijn loopbaan nog een kindje heb mogen dopen.” Zie je in je werk dat Gods Geest aan het werk is?“Als ik zie hoe bevlogen mensen met een verstandelijke handicap kunnen zijn over Jezus als hun herder, dan is dat meer dan een opgezegd versje. Of de bewoner die belijdenis deed en daarbij uitsprak wat hij gelooft, dat was zo mooi! Daar is Gods Geest bij, de ruach van het begin is nog steeds aanwezig." Welk boek, welke film of podcast raad je collega’s aan?“Ik ben een fan van mensen die hun roots hebben in de Amsterdamse School, zoals Carel en Nico ter Linden, en Karel Eykman. Laatst heb ik bij een viering in ‘s Heeren Loo en bij een viering bij het kerkasiel in Kampen teksten van Eykman gebruikt. Ik ben weg van zijn boeken, die verdienen een groot publiek.” Welke bijbeltekst gaat met je mee?“Mogen het er twee zijn? Op 9 november neem ik afscheid, ik ga met pensioen. Er komen dan twee teksten aan de orde. De roeping van Abraham in Genesis 12. ‘Er is meer tussen hemel en aarde dan de afgoderij die ik zie’, zegt Abraham daar. Ik beschouw de reis van Abraham een beetje als symbool voor mijn eigen leven. De liefde houdt ons gaande. En dan komen we uit bij 1 Korintiërs 13:13, de tweede bijbeltekst. Daar ga ik het over hebben tijdens mijn afscheidsdienst. En daar komt ook Karel Eykman weer bij kijken." Wat hoop je voor de toekomst van de kerk?“Dat het een vindplaats mag blijven van saamhorigheid, bevlogenheid, omzien naar elkaar, een vluchtheuvel voor velen. En dat ze blijft kiezen voor de mens en voor de menselijke maat.” lees verder |
||
|
Delend in beweging blijven
Wat is 'doorgaan en delen'?'Doorgaan en delen' is de Nederlandse vertaling van 'do it again'. Dat is het laatste thema van de pioniersreis, zoals die ontwikkeld is in de Engelse Fresh Expressions beweging. Het gaat bij dit thema niet alleen om de ‘instandhouding’ van een nieuwe kerkplek of kerkelijke gemeente. Het gaat vooral om de ‘vermenigvuldiging’ daarvan. Door een nieuwe proefplek te (helpen) starten of door tenminste geleerde lessen en ontwikkelde concepten te ‘delen’. De metafoor van een appelboom illustreert dit mooi. Een appelboom kun je planten om te genieten van de appels of van de schaduw. Maar door de appels te ‘delen’ kun je bijdragen aan de groei van een hele boomgaard. In de pionierende beweging van proefplekken gaat het vooral om dat laatste: steeds meer ‘vruchtdragende bomen’ die alvast iets van Gods nieuwe wereld zichtbaar en ervaarbaar maken.Een mooie Bijbelse belofte bij dit thema is: 'U zult vrucht dragen door al het goede dat u doet, uw kennis van God zal groeien en u zult door zijn luisterrijke macht de kracht ontvangen om alles vol te houden en alles te verdragen.' (Kolossenzen 1:10-11) Bijbelse principesHet principe van ‘doorgaan en delen’ heeft diepe Bijbelse wortels. Aan Abraham beloofde God dat hij gezegend zou worden én dat zijn nageslacht een zegen zou zijn voor alle volken op aarde. Dit principe keert telkens terug in de Bijbel. Ook de kerk, als nieuwtestamentisch volk van God, wordt gezegend om die zegen vervolgens weer te delen met andere volken en bevolkingsgroepen. Delen gaat in de Bijbel vaak samen met breken. Je moet iets van jezelf (op)geven om met anderen te kunnen delen. Jezus deed dit met zijn goddelijkheid en met zijn leven als mens. Zijn leerlingen leerden dit principe tijdens de wonderbaarlijke voedsel-vermenigvuldiging. Het weinige dat ze hadden moesten ze (op)geven om het door Jezus en onder Gods zegen te laten breken met het oog op delen. Deze trits van (op)geven, breken en delen bleek onder Gods zegen te leiden tot overvloed in plaats van tekort. Nog een belangrijk Bijbels principe bij ‘doorgaan en delen’ is, dat navolgers van Jezus samen een ‘koninklijk priesterschap’ vormen. Daarmee hebben zij een dubbele roeping: verering & gebed (priesterlijk) en dienst & getuigenis (koninklijk). Alleen wanneer deze koninklijke en priesterlijke roeping bij elkaar blijven, blijft het delen doorgaan en blijft de kerk in beweging. Lessen uit de kerkgeschiedenisDe kerkgeschiedenis laat met betrekking tot ‘doorgaan en delen’ een terugkerend patroon zien. Hiervoor kan een vulkaan als metafoor gebruikt worden. Als een vulkaan uitbarst, dan stroomt er magma uit. Maar na verloop van tijd koelt deze vurige stroom af en versteent het magma. Dan is er een nieuwe uitbarsting nodig om de stroom weer op gang te brengen. Zo zijn er ook telkens kerkelijke vernieuwingsbewegingen nodig om de christelijke beweging van hoop weer op gang te brengen. De eerste gemeente in Jeruzalem werd door Geestkracht en vervolging vermenigvuldigd. Deze combinatie van gezegend en gebroken worden leidde tot nieuwe kerkplekken bij steeds meer volken en bevolkingsgroepen. Zo ontstond in de vroege kerk een cultuur van vermenigvuldiging. Daarin was vruchtdragen belangrijker dan voortbestaan. De eerste gemeente werd na 40 jaar alweer opgeheven, toen Jeruzalem werd verwoest. Maar de beweging van hoop bleef doorgaan. Zij het met horten en stoten. Regelmatig kwam de beweging namelijk weer tot stilstand. Gevestigde kerken koelen af en hebben de neiging om te verstenen, zoals in het beeld van de vulkaan. Maar gelukkig volgen er dan ook steeds weer 'vulkaanuitbarstingen' in de vorm van kerkelijke vernieuwingsbewegingen. De huidige situatieEen voorbeeld van zo’n vernieuwingsbeweging is de Engelse Fresh Expressions beweging. Die is inmiddels uitgegroeid tot een internationale en interkerkelijke beweging. In Nederland werd dit de Pionierende Beweging van Proefplekken. Gevestigde kerken maakten deze ‘vulkaanuitbarsting’ mogelijk en doen dat nog steeds. Zij zijn daarmee gaan delen terwijl ze zelf doorgaan. Bij de meeste proefplekken ligt het accent nu vooral nog op doorgaan. Het delen van geleerde lessen gebeurt wel, maar het starten van nieuwe proefplekken door kerkplekken die al wat langer bestaan gebeurt nog niet vaak. Hiervan zijn slechts enkele voorbeelden te noemen. Dit roept de vraag of het veel proefplekken zal lukken om te blijven stromen als magma. Of ze delend in beweging blijven en zullen doorgaan tot voorbij het eigen voortbestaan. Dezelfde vraag kan gesteld worden bij gevestigde gemeenten die nog niet aan de wieg hebben gestaan van een nieuwe kerkplek. Gelukkig zijn er gemeenten die een proefplek mogelijk maken of die zichzelf anders vermenigvuldigen. Maar sommige gemeenten zijn zo gericht geraakt op het eigen doorgaan, dat ze niet meer toekomen aan delen. Helpende factorenDe volgende factoren kunnen nieuwe kerkplekken en gevestigde gemeenten helpen om balans te vinden tussen ‘doorgaan en delen’:
Ook een gunnende houding tussen kerkplekken helpt om delend in beweging te blijven. Dit komt tot uiting in het wederkerig zoeken van constructieve samenwerking en onderlinge versterking. Daarbij is voor iedereen duidelijk dat elke gemeente en proefplek een toegevoegde waarde heeft in het mozaïek van kerkplekken. Een oproep aan de kerk als geheelDit artikel is in essentie een pleidooi om de kerk te zien als een brede beweging van hoop voor de wereld, met een vruchtbare cultuur van vermenigvuldiging. De kerk moet ‘delend in beweging blijven’ om niet te verstarren. Hiervoor is een accentverschuiving nodig van doorgaan naar delen. Maar zonder kerkplekken die ‘doorgaan’ kan de kerk niet ‘delen’. Beide blijven dus nodig. Proefplekken bestaan bij de gratie van gevestigde gemeenten die bereid zijn om te delen. Nieuwe kerkplekken kunnen op hun beurt gevestigde gemeenten helpen die moeite hebben met doorgaan. De kerk als geheel is een levend lichaam waarin verschillende kerkplekken elkaar nodig hebben. Zoals in een levend lichaam telkens nieuwe cellen ontstaan en weer afsterven, zo hoort het bij een gezonde kerk dat er nieuwe kerkplekken ontstaan en andere verdwijnen. Dit vraagt om een kerkvisie die de totale kerk ziet als dynamisch ecosysteem, in een kleurrijk mozaïek van kerkplekken. Hierbij gaat het in essentie niet om de afzonderlijke kerkplekken. Het gaat om een doorgaande beweging van hoop, die delend in beweging blijft, gericht op Gods nieuwe wereld. Tot slotDe uitdaging voor gemeenten en proefplekken is om niet alleen bezig te zijn met het eigen voortbestaan, maar ook te blijven bijdragen aan de groei van Gods koninkrijk door zichzelf te vermenigvuldigen. Dit kan door nieuwe proefplekken te starten of steunen, door geleerde lessen te delen, of door andere kerkplekken te helpen die het moeilijk hebben. Uiteindelijk gaat het erom dat op steeds meer plekken de hemel de aarde raakt. Niet alleen waar gevestigde gemeenten bestaan en nieuwe kerkplekken ontstaan, maar overal waar gelovigen als 'koninklijke priesters' present zijn in dienst van Gods nieuwe wereld. Laat overal op aarde zoals in de hemel Gods Naam geheiligd en Zijn wil gedaan worden! Meer weten? Download het volledige, diepgaande artikel als PDF met uitgebreide achtergronden en inspiratie en/of maak als team of kerkenraad gebruik van de online leermodule en andere leermiddelen op de themapagina bij ‘doorgaan en delen’. lees verder |
||
|
Hoe gedenk je een gestorven gemeentelid in de eredienst?
De achtergrond van het noemen van de naam van de gestorvene is dat je haar of hem bij God in gedachtenis brengt. Dat gebeurt voor zijn aangezicht en in het midden van de vierende gemeente. ‘Gedenken’ is hoe dan ook een belangrijke categorie in de liturgie. Op dit specifieke moment krijgt dat kernachtig uitdrukking, want de gestorvene wordt herdacht binnen de gelovige context van hoop en verwachting van een nieuwe toekomst. De psalmen vragen voortdurend aan God om zijn heilsdaden voor de mensen te gedenken (Psalm 25:6 ‘Gedenk aan uw barmhartigheid, Heer, aan uw liefde door de eeuwen heen’). Het gaat er overigens niet om dat God deze mens vergeten zou zijn, integendeel, maar in het ‘spel’ van de liturgie roepen we God op deze ene, specifieke mens te gedenken en op te nemen in het grote verhaal van zijn barmhartigheid. Betekenisvolle woordenAls dat het uitgangspunt is van het gedachtenismoment, heeft dat consequenties voor hoe het wordt ingevuld. Zo is het niet nodig een hele biografie van de persoon voor te lezen, zeker niet in grote gemeenten waar een deel van de kerkgangers de persoon niet gekend zal hebben. Is het niet mooier de mens echt als mensenkind voor Gods aangezicht te gedenken? Dat kan door een paar eigenschappen te benoemen die tekenend waren voor deze persoon. Zoals: ‘We gedenken haar creativiteit. We gedenken haar liefde voor de natuur en de schepping. Wij gedenken haar als liefdevolle moeder en oma.’ Of: ‘Wij gedenken hem als een geboren Drent. Wij gedenken zijn inzet in de kerk en bij de Voedselbank. We gedenken hoe moeilijk het voor hem was om zijn vrouw los te laten.’ Schuw daarbij ook de worstelingen in het leven van de gestorvene niet, maar benoem die respectvol en eerlijk. Wij hoeven er niet achteraf een mooi plaatje van te maken, dat doet de mens geen recht. En wees creatief in het zoeken naar mooie zinnen die passend zijn bij dit sterven. Je kunt je bijvoorbeeld beperken tot drie of vier zinnen: dat dwingt je dat elk uitgesproken woord betekenisvol moet zijn. Deze aanpak kleurt de gedachtenis heel specifiek en voorkomt dat je in voor de gemeente nietszeggende algemeenheden vervalt. Doopnaam en sterfdatumHet noemen van een naam van de gestorvene gebeurt dus voor Gods aangezicht en in het midden van zijn vierende gemeente. Bij de doop heeft die naam voor het eerst in de liturgie op precies dezelfde wijze geklonken. Leven en nieuw leven, geboorte en opstanding in een nieuw bestaan zijn zo ritueel met elkaar verbonden. Niet voor niks zijn de heiligendagen in de katholieke traditie altijd op de sterfdatum van de heilige: dat is de dag dat zij opnieuw geboren zijn bij God. Om die reden is het zo passend om in de afkondiging van overlijden in ieder geval eenmaal de gehele doopnaam te noemen. Zo immers was deze mens vanaf zijn doop gekend bij God en zijn gemeente. Dit is temeer van belang omdat niet alle uitvaarten meer in het kerkgebouw of met kerkelijke betrokkenheid plaatsvinden. Zeker waar in ‘kleine kring’ afscheid wordt genomen is het mooi dat er in de kerk dan een moment is geweest ‘in het midden van de gemeente’. Woord en ritueelHet mooist is om de gedachteniswoorden samen te laten vallen met een ritueel, liefst een ritueel dat verbonden is met de Gedachteniszondag in novemberVerder lezen‘Heer, herinner U de namen’ – de Gedachteniszondag. Dat kan een kaars zijn, een stilte of een handeling. In veel gemeenten wordt – als Bijbels symbool – een witte steen in de gedachtenishoekVerder lezenIdeeën uit het land: gedenkhoeken gelegd, bij de gedachteniskaars, of in een stenen kom. Duidelijk zichtbaar en hoorbaar als ritueel dat ons enerzijds als een memento mori herinnert aan ons eigen sterven, anderzijds aan het geloof dat God geen mensenkind uit zijn hand laat vallen. In november gebeurt dan het omgekeerde ritueel: de stenen worden weer uit de schaal gehaald en hun gedachtenis wordt verder gedragen door de nabestaanden. Mooi als er in de kerk dan nog een boek is waar hun namen voorgoed in opgetekend staan. Beperken tot gemeenteleden?Beperk je het gedenken van gestorvenen tot de kring van de gemeenteleden? Dat kan het primaire uitgangspunt zijn (anders wordt het onoverzichtelijk), maar er doen zich altijd grensgevallen voor. Wat nu als iemand zijn leven lang in de gemeente gewoond heeft, en slechts een paar maanden naar elders was overgeschreven vanwege verblijf in een verpleeghuis? Of wat nu als een jong iemand in het dorp gestorven is die niet lid was, maar wel door iedereen gekend en veel indruk achterlaat? Of een heel actief kerklid die haar niet-kerkgaande partner verliest? Ik denk dat de stelregel kan zijn: je hoeft niet actief op zoek te gaan naar namen om te gedenken, dan schiet het ritueel zijn doel voorbij. Gedenken is geen missionaire activiteit. Maar als er een beroep op wordt gedaan in bijzondere omstandigheden, of het noemen van de naam is zeer betekenisvol voor iemand uit de gemeente, dan lopen de grenzen van Gods genade niet langs de ledenlijst van de kerk. Een tip is: overleg het met de nabestaanden, zodat niemand voor verrassingen komt te staan. ‘Is het voor jullie betekenisvol dat we jullie geliefde zondag in de kerk gedenken?’ In de meerderheid van de gevallen wordt dat in grote dankbaarheid aanvaard. En als het antwoord ‘liever niet, want dat paste niet bij hem’ is, is dat ook prima, en open afgestemd. Praktische uitvoeringGedenk altijd met respect en waardigheid. Vaak gaat een gemeente staan. Nodig haar daartoe uit door te zeggen dat we dat doen ‘omdat er een gemeentelid is gestorven’. Het eufemistische ‘voor een pastorale mededeling’ is nietszeggend, omdat we voor andersoortige pastorale mededelingen nooit gaan staan. Als iemand kort voor de zondag is gestorven en er nog geen gelegenheid is geweest om zinvolle woorden te vinden die de persoon recht doen, kan de gedachtenis rustig een week later plaatsvinden. Dan beperkt het zich op de zondag zelf tot een informatieve mededeling, waarbij verwezen wordt naar de gedachtenis in de dienst van volgende week. Dat doet meer recht dan overhaast iets in elkaar flansen. In de woorden klinkt altijd behalve de gedachtenis de hoop op opstanding door. Dat kan ook door een afsluitende acclamatie, gezongen door de gemeente of gesproken door de voorganger. Soms is dat lied 961, of een lied dat bij de gestorvene paste, maar er zijn ook andere geschikte liederen (951:1, 954; 947:1 en 3). Een gesproken zin kan ook: ‘Niemand leeft voor zichzelf, [etc.]’; ‘Heer, herinner u de naam van …’; of: ‘Dat zij gekend zij tot voorbij de verste zee, en haar naam genoemd.’ En tot slot: natuurlijk worden de nabestaanden in de gebeden herdacht. Een steen in een schaal in de gedachtenishoek“Onze kerk kent een gedachtenishoek: een tafel met daarop een schaal met stenen en daarnaast een standaard met een kaars. Als iemand overleden is, wordt deze persoon herdacht in de zondagse eredienst. De kaars in de gedachtenishoek wordt voordat de kerkgangers binnenkomen al aangestoken. Aan het begin van de dienst vertellen we dat we de overledene gedenken bij de voorbeden. Vlak voor de voorbeden vertel ik een paar persoonlijke dingen over de overledene. Vervolgens breng ik, zo mogelijk met een aanwezig familielid, de steen met de naam, geboorte- en overlijdensdatum van de overledene naar de gedachtenishoek. De steen ligt klaar in het doopvont. In de gedachtenishoek leggen we de steen in de schaal en blijven daar even staan. Als er geen familie bij is, doe ik dit ritueel alleen. Vervolgens haal ik een bijbeltekst aan, bijvoorbeeld de tekst dat alle mensen geschreven staan in Gods hand. Een van de twee camera’s in de kerk is tijdens dit ritueel op de schaal met stenen gericht. Dat beeld wordt geprojecteerd op de muur waardoor alle gemeenteleden het goed kunnen meemaken.” Ellie Boot, predikant van de Protestantse Gemeente Hoevelaken, wijkgemeente de Eshof Ook gemeenteleden zonder band met de kerk worden genoemd“In onze gemeente wordt een overlijden genoemd voordat de dank- en voorbeden plaatsvinden. De gemeente gaat staan. De naam van de overledene wordt genoemd en verschijnt ook op de beamer. Van gemeenteleden die niet betrokken waren bij de gemeente, wordt alleen de naam genoemd. Bij een bekend gemeentelid wordt ook iets verteld over zijn of haar leven. In mijn vorige gemeente in Bilthoven werd ook een foto van de overledene getoond, dat brengt de persoon wat dichterbij. We denken erover dat hier ook in te voeren. Vervolgens wordt een kaars aan de paaskaars aangestoken. De gemeente is dan een moment stil en zingt lied 961, ‘Niemand leeft voor zichzelf’ of lied 954, ‘Rust en vrede’. Daarna volgen de dank- en voorbeden, waarin wordt gebeden voor de nabestaanden. Ik vind het mooi dat, anders dan in mijn vorige gemeente, álle gemeenteleden genoemd worden, ook als er geen band was met de kerk. Ook al zien we hen niet, ze horen er toch bij.” Harold Oechies, predikant van de Protestantse Gemeente Leiderdorp lees verder |
||
|
Kan de kerk armer worden, nederiger, viezer, geduldiger, moederlijker?
Durft de kerk vies te zijn? Erik Oevermans stelt in een essay in het Nederlands Dagblad (31 oktober) de vraag naar rauwe theologie. Het resoneert bij mij. Hoe aardser de kerk, hoe dichter ze bij haar DNA is. Andere schoonheidEr zijn foto's uit 2013 waarin paus Franciscus op het grote plein in Rome een man kust en omhelst, met tientallen tumoren over zijn gezicht en nek. Daar in die kus voel je even de anima ecclesiastica, de moederlijke ziel van de kerk. Voor je het weet wordt dat esthetiek: ik kan er een preek over houden, ontroerend mooi, maar zonder zelf vies te willen zijn. Is dat wel het juiste woord, eigenlijk, vies? Wat is vies en wie? Is welvaart, egoïsme en plastic schoonheid niet viezer dan een lijdend mens? Leert de kerk je misschien een andere schoonheid zien? De Milanese kardinaal Carlo Martini, die aan Parkinson leed, ging aan het einde van zijn leven in Jeruzalem wonen. Om er gewoonweg te zijn voor wie hem nodig had. Hij deed een eenvoudig appel op zijn kerk: go to those who need you, ga naar de mensen die je nodig hebben! Wanneer je als kerk jezelf die eenvoudige opdracht voorhoudt, als je het aandurft aardser te worden en viezer, wordt je roeping als kerk evidenter. Wanneer je in de kotten durft te komen waar arbeidsmigranten leven, als je door durft te vragen bij gewonde zielen en geschonden lijven en kapotte relaties, weet je waar je nodig bent. Geen tijdToen ze aan kardinaal Martini vroegen of hij weleens piekerde over de zin van het leven, zei hij: 'Nee. Daar heb ik geen tijd voor. Er zijn te veel mensen die me nodig hebben.' De vraag naar de zin van het leven kan ook, met andere woorden, een vraag zijn van nogal welvarende, individualistische en met-zichzelf-bezig-zijnde mensen. Zinloosheid is vaak de vrucht van uitgebluste seculiere levens. De kerk moet die vraag niet toedekken, maar openleggen. Hoe kan het dat je twijfelt aan de zin van je bestaan als je de viesheid van het leven kent, als je weet hoeveel mensen snakken naar troost en menselijkheid, naar een bed, een bad en een kop koffie? Ga naar de mensen die je nodig hebben, en de vraag naar de zin van het bestaan zal verdampen. Iets eindigt in ieder geval. Dat doet pijn. Maar het is ook goed. In De Groene Amsterdammer schreef Marja Pruis over 'het einde van de 20e-eeuwse man', over hoe de literaire wereld van de afgelopen decennia gedomineerd werd door een bepaald type schrijver. Meestal man, machtig, erudiet, lawaaierig, licht nihilistisch, ongeremd, wit. En inderdaad, achteraf gezien zie je hoe het tijdsbeeld van toen weerspiegeld wordt in die mannen. Dat is aan het voorbijgaan. Hopelijk. Tijdsbeeld?Ik dacht: zou je zo ook kunnen denken over 'het einde van de 20e-eeuwse kerk'? Was de kerk van de afgelopen decennia ook een weerspiegeling van een tijdsbeeld? Een kerk die vooral verbaal was, veel vergaderde, naar uniformiteit streefde, maatschappelijke invloed wilde hebben, macht zelfs? Die zich stiekem superieur voelde, moreel en geestelijk? Een kerk die veel ruzie maakte, andersdenkenden amper verdroeg? Is die kerk bezig voorbij te gaan? Schudt God ons door elkaar zodat we meer conform zijn Idee worden? Zou de kerk armer kunnen worden, geduldiger, viezer, nederiger, moederlijker? Ik zeg 'worden', maar 'is' de kerk niet al zo? In mijn kerk, de Protestantse Kerk, zijn meer dan tweeduizend kenners van onze tijd en dienaren in deze tijd. Voorgangers in Vinex-wijken, oude steden en lege dorpen, pioniers en predikanten in de bajes of in de psychiatrie. Ze weten heel goed wat er leeft in mensenzielen. Zij weten hoe gewond wij met elkaar zijn, hoe rafelig ons leven is. In onze kerk zijn PVV-stemmers, liefhebbers van groen en sober, voor en tegen een azc, berustende mensen en woedende, studenten die hun weg nog zoeken. Voorgangers ontmoeten hen, vaak niet in hun ideologie, maar rond een echtscheiding, een burn-out, aan een graf of op catechisatie. Dat is geen zwakte van de kerk. Het is een kracht. Wij weten welke mens achter de meningen zit. Dat zijn kenbronnen in onze kerk. Hoe meer de kerk in de smoezeligheid van levens stapt, hoe dichter ze bij haar roeping komt. De kerkhervormer Maarten LutherVerder lezenWie was Maarten Luther? (1483-1546) wist dat een theoloog iets moet weten van de verdommenis (damnando fit theologus, het vervloekt zijn maakt de theoloog), wil hij of zij werkelijk theoloog zijn. Ja, zulke vuige taal gebruikte Luther en daarom is zijn theologie zo sterk, en in zekere zin: zo volks. Vuile handenGod maakt vuile handen, dat is het unieke aan deze God, en rafelige mensen spitsen dan hun oren. God in een voerbak, God op het schavot, zei de verzetstheoloog Dietrich BonhoefferVerder lezenWie was Dietrich Bonhoeffer? (1906-1945). Als je deze diepte in getrokken wordt, krijgen geloofswoorden nieuwe kracht en schoonheid. Genade, rechtvaardiging van de goddeloze, dat je door Jezus Christus gered wordt, niet in je gedroomde ideaal-ik maar in je gevreesde vieze ik. Neem nu zoiets als 'synodaliteit', een begrip dat protestanten en katholieken steeds meer verbindt: 'kerkbreed beraad' betekent het. Dat is niet steriel. Dat is jezelf géven aan anderen in de kerk. Soms voor je gevoel vies worden doordat je je verbindt aan iets of iemand die je tegenstaat. Als je denkt dat elkaar liefhebben een steriele bezigheid is, heb je nog nooit een echt mens liefgehad. Of een echte kerk. De enige kracht waardoor dit kan is de liefde. Alleen de liefde maakt de kerk nederiger en geduldiger. Er is iets nieuws gaande in de kerk. Nieuwe intellectuele, existentiële en sociale energie komt vrij omdat iets ouds sterft. Deze bijdrage is een uitwerking van de preek die Van Ekris hield in de Laurenskerk in Rotterdam, ter gelegenheid van zijn verbintenis als scriba van de Protestantse Kerk in Nederland. In die dienst vertelden allerlei Rotterdammers waarom de kerk voor hen een zegen is. lees verder |
||
|
Ds. Ard-Jan Gijsbertsen: ‘De heilige Geest is aan het werk, vooral onder jongeren’
Hoe ervaar je je roeping?“Tijdens een christelijke conferentie in 2008, waar ik met mijn gezin was, werd ik geraakt en ervoer ik dat God iets nieuws van mij vroeg. Een jaar later, tijdens een dienst in diezelfde conferentie, werd Jesaja 6 gelezen: ‘Wie zal Ik zenden?’ Vrijwel direct voelde ik: dit is een boodschap voor mij. Ik begon spontaan te huilen en wist: ik moet gaan. En hoewel het nog enkele jaren duurde voordat ik theologie ging studeren, liet dat besef me niet meer los. Voor mij betekent roeping: weten dat God je zendt en dat Hij je werk bevestigt. Dat geeft richting en houdt me op de been, ook als het spannend of moeilijk is.” Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken?“In Johannes 15 zegt Jezus: ‘Blijf in Mij, dan blijf Ik in jou, en je zult vrucht dragen.’ Dat is precies wat ik nodig heb: dicht bij Jezus blijven en beseffen dat de kerk niet van mij is, maar van Hem. Het mooiste vind ik momenten waarop bij iemand een kwartje valt: ‘Nu begrijp ik het opeens!’ De heilige Geest is aan het werk, vooral bij jongeren, en zij vernieuwen de kerk, ook al schuurt dat soms. God voegt mensen toe, en dat brengt beweging." Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt?“Het is niet mijn kerk, maar die van Jezus. Ik ben zijn dienstknecht. Dat helpt mij relativeren. Mijn taak is zaaien en het evangelie delen; wat mensen ermee doen is de verantwoordelijkheid van de heilige Geest. Paulus zegt: richt je op God, niet op wat mensen vinden. Soms moet je mensen loslaten, zodat ze zelf ontdekken dat ze in beweging moeten komen.” Welk onderdeel van je werk doe je het liefst?“Preken vind ik leuk, maar ik geniet misschien nog meer van het geven van de Alpha-cursus. Ik ga graag in gesprek, stel vragen en laat mensen zelf ontdekken wat ze geloven. Wanneer een niet-gelovige en een kerkganger met elkaar praten, leren ze allebei, dat is echte groei en verandering.” Welke (na)scholing heb je voor het laatst gevolgd?“Ik heb net de verplichte nascholing na het mentoraat afgerond en volg soms online cursussen, zoals over Openbaring vanuit een Hebreeuwse achtergrond. Daarnaast voer ik regelmatig gesprekken met collega’s, die me uitdagen en bevragen. Zo blijf ik scherp.” Zie je in je werk in de kerk dat Gods Geest aan het werk is?“Absoluut. Als ik voor mensen bid, ervaar ik dat de heilige Geest aanwezig is. Na een dienst zeggen mensen soms: ‘De heilige Geest was merkbaar aanwezig.’ Dan zie je hen vrijmoediger worden en zich laten leiden door de Geest. Als de Geest niet zichtbaar is, spelen we ons eigen kerkje. Mijn verlangen is dat Zijn werk krachtiger zichtbaar wordt en doorwerkt in de kerk. Daarvoor moeten we openstaan voor wat Hij wil, ook als dat betekent dat we een andere route kiezen dan we zelf hadden bedacht. Juist dat maakt het spannend en uitdagend.” Welk boek, welke serie, film of welke podcast raad je je collega’s aan?“De Bijbel natuurlijk. Als werker in de kerk kun je de Bijbel bijna zien als een werkboek. Maar het Woord is ook de plek waar je God hoort spreken en waar je zelf gevoed wordt. Een boek dat mij daarnaast uitdaagde is The Shack, dat op een bijzondere manier de Drie-eenheid laat zien.” Is er een bijbeltekst die met je meegaat?“Jesaja 6 is voor mijn roeping belangrijk geweest. Daarnaast Psalm 27:4 (‘Het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven’) vind ik prachtig. En Jozua 1:9 (‘Wees sterk en moedig’) heb ik op de hoes van mijn Bijbel geschreven. Die woorden houden me vast.” Wat hoop je voor de toekomst van de kerk?“Mensen denken soms dat de kerk langzaam leegloopt, maar God doet het licht niet uit. Hij is juist bezig met de jonge generatie om het licht te laten branden. Jongeren staan ervoor open en nemen elkaar mee. Daarom heb ik veel hoop voor de kerk. Het is niet ons werk, maar Gods: Hij laat het niet uit de hand lopen.” lees verder |
||
|
60 jaar Nostra Aetate: hoe staat het ervoor met de joods-christelijke dialoog?
Op 28 oktober 2025 is het 60 jaar geleden dat de verklaring Nostra Aetate (‘In onze tijd’) werd uitgebracht, tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie, over de verhouding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de niet-christelijke religies. Voor het eerst werd het goede en ware in andere religies officieel erkend. Met name de fundamenteel veranderde houding t.o.v. het jodendom viel op. Dankzij Nostra Aetate kwam er een duidelijk andere oriëntatie op het jodendom. Dialoog, ontmoeting en erkenning van de joodse wortels van het christelijk geloof werden koersbepalend. Volgens paus Franciscus bij de 50e verjaardag van Nostra Aetate begon met deze verklaring ‘onze reis van vriendschap’ die niet alleen voor de Rooms-Katholieke Kerk maar ook voor andere kerken van groot belang is gebleken. Hij erkende de eigen weg van zowel jodendom als de christelijke traditie. ‘Beide geloofstradities vinden hun fundament in de ene God, de God van het verbond die zichzelf openbaart door zijn Woord.’ En daar moet je verder theologisch op reflecteren. Er was veel aan Nostra Aetate voorafgegaan, zoals de conferentie over antisemitisme in het Zwitserse Seelisberg in 1947, waar 65 joden en christenen direct na de Shoah/Holocaust bij elkaar kwamen om nieuwe perspectieven aan te bieden voor joods-christelijke relaties. Het leidde tot de oprichting van de International Council of Christians and Jews (ICCJ). Tot op de dag van vandaag ontmoeten joden en christenen elkaar daar en zoeken zij naar nieuwe relaties die relevant zijn voor de grote vragen van onze tijd. De dialoog in onze tijdHoe staat het ervoor met de joods-christelijke dialoog? Niet best, volgens Eric Ottenheijm en de veel te jong overleden rabbijn Leo Mock. In Het Nieuwe Testament met joodse commentaren schrijven zij dat deze dialoog zich ‘vanaf het begin van dit millennium in een fase van tanende interesse' bevindt. In de in 2020 verschenen bundel Wat heeft de joods-christelijke dialoog ons gebracht?, schrijft Mock over ‘De smalle brug van wantrouwen naar goede relaties'. Zonder bruggen bouwen tussen verschillende groepen en segmenten in de samenleving gaat het niet, stelt hij. Het is lopen over een smalle brug over een afgrond, ‘broos en kwetsbaar’. Hoeveel belangrijke stappen er ook zijn genomen, de auteurs in de bundel constateren dat de belangstelling voor de dialoog in de afgelopen jaren is afgenomen, mede door het afnemende ledental van de kerken, maar ook door populisme, toenemende polarisatie en spanningen in de samenleving. En juist daarom is dialoog van groot belang. Hernieuwde dialogische inzetDe joodse historica Karma Ben Johanan sluit zich daarbij aan in haar reflectie op 60 jaar Nostra Aetate. De joods-christelijke dialoog is onder spanning komen te staan door een aantal ontwikkelingen. De katholieke kerk is verschoven van een Europese naar een zuidelijke oriëntatie, waar de focus ligt op andere religies, vooral de islam. Tegelijkertijd is het Israëlische jodendom dominant geworden, met weinig aandacht voor het christendom. Hierdoor is de joods-christelijke dialoog, ooit een prioriteit in het Westen, gemarginaliseerd. Als complicerende factor komt daar nog de oorlog tussen Israël en Hamas bij, en de enorme impact daarvan in Gaza, in Israël en de rest van de wereld. Ben Johanan pleit voor hernieuwde inzet: juist vanwege hun mondiale karakter kunnen beide gemeenschappen opnieuw bruggen slaan. Ze roept paus Leo XIV op om deze uitdaging aan te gaan en de interreligieuze relaties nieuw leven in te blazen. Het is tevens een oproep aan religieuze gemeenschappen. In een verdeelde wereld is het urgent om het goede en ware in de tradities van de mensheid te zien en ermee te gaan werken. Wat kunnen plaatselijke gemeenten hiermee?In de synodenotitie ‘Uw Koninkrijk kome. Als pelgrims onderweg met Joden en Palestijnse christenen’ Verder lezenSynode aanvaardt nota ‘Uw koninkrijk kome’ over relaties met Joden en Palestijnse christenen wordt een aantal lessen vanuit de hedendaagse joods-christelijke ontmoetingen genoemd. Zoals: als je het perspectief van de ander toelaat en probeert te verstaan, verandert dat je zelfverstaan. Je bent allereerst een individuele jood of christen met een eigen geschiedenis en achtergrond, en dan pas een vertegenwoordiger van een hele traditie. Dialoog is altijd contextueel. Veel van de internationale joods-christelijke ontmoetingen zullen aan de plaatselijke gemeenten voorbijgaan, zoals dat ook geldt voor oecumenische ontmoetingen. Toch is het van belang om te weten wat er op het mondiale vlak speelt, beweegt en verschuift. Het sijpelt uiteindelijk door in exegese en liturgie en in het leren omgaan met grote levensvraagstukken. Je bent als plaatselijke gemeente deel van het grotere geheel. Op plaatselijk of regionaal vlak zou je het contact kunnen zoeken met bestaande joodse gemeenschappen. En je zou iets van je kunnen laten horen bij ingrijpende gebeurtenissen die raken aan de Joodse gemeenschap. De grote les van Nostra Aetate is vooral om de daadwerkelijke ontmoeting te zoeken. Daarover gaan ook de kerkordeartikelen over de verhouding met het jodendom: het gaat om het onderlinge gesprek, over het verstaan van de Schriften, en over het telkens opnieuw vormgeven van de eigen traditie in de eigen tijd met eigen vragen, problemen en dilemma's. En dat kun je nooit alleen, daar heb je de ander bij nodig. Geert de Korte over Nostra Aetate in Israël(Geert de Korte werkt namens het Centrum voor Israëlstudies in Jeruzalem en heeft tevens een opdracht vanuit de Protestantse Kerk) "De impact van Nostra Aetate in Israël is groot geweest. Een van de oudste joods-christelijke dialooggroepen in Jeruzalem is de ‘Jerusalem Rainbow Group’, opgericht in 1965, het jaar van Nostra Aetate. Vertegenwoordigers van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Christelijk Gereformeerde Kerken en later van het Centrum voor Israël Studies waren bij deze dialooggroep betrokken. Nostra Aetate was een mijlpaal die niet alleen voor christenen de deur opende om op een respectvolle manier de dialoog met het Joodse volk aan te gaan, maar opende ook de deur voor joden om deel te nemen aan deze dialoog. Belangrijk hierbij was de erkenning dat de Joden niet collectief verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus, een gedachte die helaas nog steeds voorkomt bij christenen. Nostra Aetate zorgde dat er een houding kwam van wederzijds respect en de bereidheid om naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren. Minder bekend maar ook relevant is dat er in Israël ook een islamitische-christelijke dialoog is. Nostra Aetate gaat namelijk ook over de andere godsdiensten. Daar zou in Nederland meer aandacht voor mogen komen." Tineke de Lange over 60 jaar Nostra Aetate … en nu?(Tineke de Lange is beleidsmedewerker voor de Katholieke Raad voor Kerk en Jodendom en de Nederlandse Bisschoppenconferentie op het terrein van de dialoog tussen katholieken en joden in Nederland) "Er wordt soms gekscherend gezegd dat Nostra Aetate het best bewaarde geheim van Vaticanum II is. Noem de naam van dit document, en de meeste katholieken zullen u met een wazige blik aankijken – dit geldt trouwens voor meer documenten van Vaticanum II. Wat het document echter beoogde, namelijk een vernieuwing in gang zetten in het denken over het jodendom en de joods-christelijke relatie, en daarmee ook een verandering in catechese en verkondiging, heeft de basis wel bereikt. In welke mate is mede afhankelijk van de opleiding en affiniteit van de pastores, en geografische verschillen spelen ook een rol. Het maakt veel uit of er contacten zijn met joden, als plaatsgenoten, buren, collega’s, vrienden, of dat men in een omgeving woont zonder joden en Joodse gemeenschap. Verder leven er in onze samenleving nog steeds allerlei antijoodse vooroordelen en zijn katholieken daar helaas niet altijd immuun voor. Daarom blijft het belangrijk om af en toe terug te keren naar die tekst uit 1965, die zo treffend begint met de woorden: ‘In onze tijd’, en binnen de katholieke gemeenschap de vraag te stellen: Waar staan wij nu, in ónze tijd?" lees verder |
||
|
“Er is weer verlangen voelbaar om een levende gemeente te zijn”
Ze was nog maar kort lid van de gemeente toen in 2021 de vacaturetijd begon, vertelt kerkenraadsvoorzitter Nel van der Ster. “Ik kwam in een woelige periode, er waren spanningen binnen de gemeente, en dat ging ten koste van het saamhorigheidsgevoel. Naar mijn idee stond de gemeente daardoor stil.” Een interim-predikant en een kerkelijk werker hielden de gemeente in vacaturetijd draaiend. “Dat had een positief effect”, zegt Van der Ster, “de interim-predikant heeft de boel weer losgetrokken.” Hij bracht ook het instrument Nieuw Kerkelijk Peil onder de aandacht dat helpt om na te denken over de toekomst. Ruim een kwart van de circa 500 gemeenteleden deed mee. “Het leverde een goed beeld op van wat de gemeente waardeert én waar ze graag meer aandacht voor wil. Geen zaken die eruit sprongen, maar wel een richting.” Nieuw beleidsplanDe uitkomsten werden besproken in de kerkenraad en met de predikant. Er werd een werkgroep samengesteld die de kernpunten uit de enquêteresultaten vertaalde naar een nieuw beleidsplan. De gemeente gaf vier zaken aan die ze belangrijk vindt:
Met deze vier pijlers als leidraad wordt nu gewerkt. “Dat hebben we goed met elkaar afgesproken”, legt Van der Ster uit. “In elke kerkenraadsvergadering komt het beleidsplan op de agenda. Doordat het zo veel besproken wordt, ook breder in de gemeente, merken we dat er weer beweging komt. Het besef leeft dat we er samen aan bouwen dat we één gemeente vormen. Dat gevoel van saamhorigheid, dat we eerder misten, is weer terug.” Gemeente meenemenDe vier focuspunten krijgen tegelijkertijd aandacht. “Er wordt nu veel gesproken over aandacht voor kinderen, jongeren en hun ouders. Doordeweeks is er voor jonge mensen niets, ook geen catechisatie. Ouders geven aan dat ze wel behoefte hebben aan geloofsoverdracht. Jongeren zelf geven aan dat de diensten wel wat aansprekender mogen zijn. Het is mooi dat zulke gesprekken op gang komen – het gaat ergens over.” Essentieel is dat de gemeente overal in meegenomen wordt. “Dat is best een klus”, erkent Van der Ster, “maar het is noodzakelijk, het beleidsplan moet niet alleen iets van de kerkenraad zijn.” Terugkijkend constateert ze dat het proces dat na Nieuw Kerkelijk Peil op gang kwam de gemeente veel goed heeft gedaan. “Er is weer verlangen voelbaar om een levende gemeente te zijn.” Lees meer over Nieuw Kerkelijk Peil of volg het gratis webinar hierover. lees verder |
||
|
Wat zijn de taken van een synodelid?
De leiding van de Protestantse Kerk ligt in handen van 62 ambtsdragers. Samen vormen zij de generale synode, in gewoon Nederlands ‘het landelijk bestuur’. Zij komen minimaal twee keer per jaar bij elkaar. Hun opdracht is leidinggeven aan het leven en werken van de kerk in haar geheel. Samenstelling synodeDe generale synode wordt gevormd door 62 leden: predikanten, ouderlingen, ouderling-kerkrentmeesters en diakenen. De elf classes vaardigen elk vijf personen af. Verder telt de synode drie leden die door de evangelisch-lutherse synode worden aangewezen en één afgevaardigde namens alle Waalse gemeenten. De resterende drie synodeleden zijn afgevaardigden van geassocieerde kerken. Eén is afkomstig uit de Evangelisch-Altreformierte Kirche (EAK) in Niedersachsen, één uit met de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland en één uit de Gereja Kristen Indonesia Nederland (Indonesisch-Nederlandse Christelijke Kerk). Taak van de synodeOm te begrijpen wat de taak van een synodelid is, moet je eerst weten wat de taak van de generale synode is. De generale synode is verantwoordelijk voor de kerk in zijn geheel. In ordinantie 4, artikel 25 van de kerkorde, staat het als volgt verwoord:
De generale synode doet in de vervulling van haar opdracht recht aan de binnen de kerk voorkomende kerkelijke verscheidenheid. Stem in de besluitvormingVervolgens staan er concrete zaken vermeld waarover de generale synode zich hoort te buigen. Zoals het vaststellen van de officiële Bijbelvertaling en het Dienstboek met orden van dienst. Ook stemt de generale synode in met aanstellingsbesluiten van professoren bij de Protestantse Theologische Universiteit en het beslissen over de opleiding van predikanten en kerkelijk werkers. Daarnaast komen er grote thema’s voorbij zoals veilige kerk, visie op het ambt en toekomstgericht kerk-zijn. Kortom: als synodelid doe je mee in de besluitvorming over zaken die het geheel van de kerk aangaan. Daarnaast kunnen synodeleden lid worden van bestaande of tijdelijke commissies en van de kleine synode. RoepingLeden van ambtelijke vergaderingen (waaronder een synodevergadering) zijn in eerste instantie ambtsdrager. Ze zijn hiertoe geroepen door God. Vanuit die roeping mogen zij zich verantwoordelijk weten voor de eigen gemeente en voor het gestalte geven aan Gods Koninkrijk in deze wereld. Iedere synodevergadering begint dan ook met een overdenkingen er wordt gebeden om de leiding van de heilige Geest. Eens per jaar wordt het avondmaal gevierd. Eigen verantwoordelijkheidVerder handelen leden van ambtelijke vergaderingen ‘zonder last of ruggespraak’, meldt de toelichting op de kerkorde. ‘Ze zijn niet verplicht eerst de vergadering die hen heeft gezonden te raadplegen voordat ze een beslissing nemen. Ze hebben een eigen ambtelijke verantwoordelijkheid. Een ambtelijke vergadering kan haar afgevaardigden niet opdragen hoe ze moeten stemmen.’ Hoe word je synodelid?Iedere ambtsdrager kan lid worden van de synode. Iedere classis vaardigt vijf mensen af, van wie ten hoogste twee tevens lid zijn van de classicale vergadering. De ambtstermijn van een synodelid is vijf jaar; elk jaar treedt een vijfde deel van de synode af. Het moderamen - dagelijks bestuur - houdt het rooster van aftreden bij en benadert de classis als er nieuwe synodeleden gezocht worden. Ben je ambtsdrager en heb je interesse om synodelid te worden, laat dit dan weten aan het breed moderamen van jouw classis. Valkuilen synodeleden
Kansen synodeleden
Lees meer over de werkzaamheden van de synode: Wat doet de generale synode precies?Pijl naar rechts lees verder |
||
|
Jongeren niet in de kerk, wel in beeld - Andijk-Wervershoof
“Op zondag zien we geen jongeren meer in onze kleine, vergrijzende gemeente. We zien ze nog wel op hoogtijdagen, als ze met hun ouders meekomen, of als ik hun vraag om te assisteren bij bijvoorbeeld de kerstviering of het maaltijdproject voor ouderen. Zo houden we binding met elkaar. Afhankelijk van het onderwerp komen ze ook naar de filmavonden en thema-avonden die we organiseren. Die trekken ook veel mensen uit het dorp en uit andere kerkelijke gemeenten in de omgeving. Waar we voor moeten oppassen is dat we naar elkaar gaan zitten staren: hoe kan dat nou, we zien helemaal geen jongeren meer. Natuurlijk hebben we ons afgevraagd hoe we de jongeren kunnen betrekken, en of een speciale jongerenwerker zou helpen. We doen wat we kunnen doen. We houden de deur voor hen open, we hebben contact met hen en bieden iets voor hen aan. Af en toe spreek ik hen een op een. De jongeren zijn niet uit beeld. Maar we zien dat jongeren de gang naar de traditionele kerkdienst niet meer maken, en dat er geen natuurlijke aanwas is. Ik heb de afgelopen vijf jaar geen doop gehad. Natuurlijk betekent dit wat voor hoe we kerk zijn. Er zijn in onze omgeving meer kleine gemeenten met weinig bestuurskracht en weinig jongeren. We hebben al contacten over samenwerking. En verder gaan we als gemeente een nieuwe koers varen. Vanaf 1 januari volgend jaar brengen we het aantal vieringen terug naar twee per maand en de hoogtijdagen. Voor activiteiten gaan we ons oriënteren op de momenten waarvan gebleken is dat er mensen komen en we iets kunnen betekenen voor de dorpsgemeenschap. We maken daar een mooi programmaboekje van dat we breed verspreiden, zodat veel belangstellenden aan kunnen schuiven. Ook jongeren.” Dit interview vond plaats in 2023 en is in dat jaar ook verschenen in het blad #protestant. Op de website van de Protestantse Kerk vind je een inventarisatie van alle jeugdwerkmethoden in christelijk Nederland. Gerangschikt per leeftijd en kort toegelicht, zodat een gemeente in één oogopslag kan zien welke methode het beste bij haar visie past. lees verder |
||
|
Geestelijk verzorger Ben de Boer: “Als je ergens Gods Geest ziet, dan in de GGZ”
Hoe ervaar je je roeping?“Heel concreet: in de GGZ. Dat heeft zijn oorsprong in mijn familie, waar psychische kwetsbaarheid een rol speelt. Ik wil er voor mensen zijn, niet alleen voor psychiatrische patiënten maar ook voor de naastbetrokkenen. Zij zijn er elke dag mee in de weer, en dat is een zware taak. Ik ben als geestelijk verzorger verbonden aan de Protestantse Kerk, maar binnen de zorginstelling beschikbaar voor alle mensen met levensvragen.” Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken?“Mensen. Ik kan niets doen zonder anderen. Ik werk samen met collega-geestelijk verzorgers, psychiaters en verpleegkundigen, en ben afhankelijk van doorverwijzingen door psychologen en casemanagers. De zorg kampt met schaarste, en die zal alleen maar toenemen. Mensen krijgen minder aandacht, er wordt eerder een beroep op ons gedaan. Ook wij moeten keuzes maken, zijn beperkt in onze tijd.” Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt?“Als geestelijk verzorger ben ik veel bezig met mijn hoofd, maar ik heb ook een lichaam. Balans is belangrijk. Sport helpt me daarbij: ik loop veel hard, en elk jaar loop ik een marathon. Hardlopen is voor mij ook een vorm van meditatie, onderweg lossen dingen zich vaak vanzelf op. Daarnaast krijg ik energie van het leren van iets nieuws. Zo ben ik een strijkinstrument gaan bespelen, de viola da gamba. Daar beleef ik veel plezier aan.” Welk onderdeel van je werk doe je het liefst?“Een klassiek woord: pastoraat. Dat is een groot deel van mijn werk. Ik doe dat binnen klinieken, maar ook ambulant, bij mensen thuis. Daarnaast houd ik van groepswerk. Op een afdeling staat dan op een bord: ‘Ben: zingeving.’ Nogal pretentieus en daarom leg ik uit wat daarmee bedoeld wordt. Zingeving is dat er gepraat kan worden over het leven. De mooie en moeilijke kanten ervan. Meestal waarderen mensen dat, al ben ik soms ook het projectiescherm waarop zij hun onvrede met kerk en geloof afbeelden. Voor mensen voor wie geloof al een krachtbron is, ben ik op een meer traditionele manier pastor, soms met bijbellezen en gebed. De uitdaging is om al die verschillende mensen op een passende manier te begeleiden.” Welke scholing heb je voor het laatst gevolgd?“Een studiedag aan de PTHU met Heleen Zorgdrager over het boek After Method van Hanna Reichel. Van huis uit ben ik systematisch theoloog en geïnteresseerd in de vraag hoe je in deze tijd over God kunt spreken. Dat was ook de insteek van de studiedag: het zoeken naar verbinding tussen klassiek systematisch denken en vormen van bevrijdingstheologie, zoals de verbinding van de theologie van Karl Barth met de queer-theologie.” Zie je in je werk dat Gods Geest aan het werk is?“Ik zeg weleens: ik struikel over God. Die is overal waar mensen een weg vinden om te gaan. In de GGZ knokken mensen vaak om het leven te behouden. Als je ergens Gods Geest ziet, dan is het daar.” Welk boek, welke film of podcast raad je collega’s aan?“Het boek van Michel Faber: Het boek van wonderlijke nieuwe dingen. Het vertelt het verhaal van een pastor die op missie wordt gestuurd naar een buitenaardse planeet, Oasis, om daar pastor te zijn voor buitenaardse wezens. Hij raakt steeds meer met hen verweven, en alle vertrouwde beelden die hij had worden afgebroken. Ik heb nog nooit zo’n bijzonder boek gelezen over wat het betekent om pastor te zijn.” Welke bijbeltekst gaat met je mee?“Het verhaal van Zacheüs, al heel lang mijn lievelingsverhaal; het evangelie in een notendop. Er zit veel moois in. Een man met prestige wordt klein en klimt in een boom. Maar het allermooiste is dat Jezus over God vertelt door iets te doen. Hij gaat bij hem eten. Geen preek maar een daad. En wat ik ook ontroerend vind is dat er staat dat vandaag de redding is gekomen; God hoort niet bij het verleden maar bij het nu.” Wat hoop je voor de toekomst van de kerk?“Ik zie de kerk als een zachte plek in een steeds hardere wereld. Ze moet niet mee verharden maar een plek blijven waar mensen welkom zijn en niet buiten de boot vallen.” lees verder |
||

