Ds. Ard-Jan Gijsbertsen: ‘De heilige Geest is aan het werk, vooral onder jongeren’ 

  • Sinds 2019 predikant van de Gereformeerde Kerk Garderen, zijn eerste gemeente. Daarnaast zelfstandig interim-manager en organisatieadviseur, op dit moment als interim-directeur bij Youth for Christ Nederland. 
  • Studie bedrijfseconomie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en theologie in Leuven (2012-2018)   
  • Voelt zich thuis in de evangelische stroming van de kerk.  

Hoe ervaar je je roeping? 

“Tijdens een christelijke conferentie in 2008, waar ik met mijn gezin was, werd ik geraakt en ervoer ik dat God iets nieuws van mij vroeg. Een jaar later, tijdens een dienst in diezelfde conferentie, werd Jesaja 6 gelezen: ‘Wie zal Ik zenden?’ Vrijwel direct voelde ik: dit is een boodschap voor mij. Ik begon spontaan te huilen en wist: ik moet gaan. En hoewel het nog enkele jaren duurde voordat ik theologie ging studeren, liet dat besef me niet meer los. Voor mij betekent roeping: weten dat God je zendt en dat Hij je werk bevestigt. Dat geeft richting en houdt me op de been, ook als het spannend of moeilijk is.” 

Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken?  

“In Johannes 15 zegt Jezus: ‘Blijf in Mij, dan blijf Ik in jou, en je zult vrucht dragen.’ Dat is precies wat ik nodig heb: dicht bij Jezus blijven en beseffen dat de kerk niet van mij is, maar van Hem. Het mooiste vind ik momenten waarop bij iemand een kwartje valt: ‘Nu begrijp ik het opeens!’ De heilige Geest is aan het werk, vooral bij jongeren, en zij vernieuwen de kerk, ook al schuurt dat soms. God voegt mensen toe, en dat brengt beweging." 

Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt?  

“Het is niet mijn kerk, maar die van Jezus. Ik ben zijn dienstknecht. Dat helpt mij relativeren. Mijn taak is zaaien en het evangelie delen; wat mensen ermee doen is de verantwoordelijkheid van de heilige Geest. Paulus zegt: richt je op God, niet op wat mensen vinden. Soms moet je mensen loslaten, zodat ze zelf ontdekken dat ze in beweging moeten komen.” 

Welk onderdeel van je werk doe je het liefst?  

“Preken vind ik leuk, maar ik geniet misschien nog meer van het geven van de Alpha-cursus. Ik ga graag in gesprek, stel vragen en laat mensen zelf ontdekken wat ze geloven. Wanneer een niet-gelovige en een kerkganger met elkaar praten, leren ze allebei, dat is echte groei en verandering.” 

Welke (na)scholing heb je voor het laatst gevolgd? 

“Ik heb net de verplichte nascholing na het mentoraat afgerond en volg soms online cursussen, zoals over Openbaring vanuit een Hebreeuwse achtergrond. Daarnaast voer ik regelmatig gesprekken met collega’s, die me uitdagen en bevragen. Zo blijf ik scherp.” 

Zie je in je werk in de kerk dat Gods Geest aan het werk is? 

“Absoluut. Als ik voor mensen bid, ervaar ik dat de heilige Geest aanwezig is. Na een dienst zeggen mensen soms: ‘De heilige Geest was merkbaar aanwezig.’ Dan zie je hen vrijmoediger worden en zich laten leiden door de Geest. Als de Geest niet zichtbaar is, spelen we ons eigen kerkje. Mijn verlangen is dat Zijn werk krachtiger zichtbaar wordt en doorwerkt in de kerk. Daarvoor moeten we openstaan voor wat Hij wil, ook als dat betekent dat we een andere route kiezen dan we zelf hadden bedacht. Juist dat maakt het spannend en uitdagend.” 

Welk boek, welke serie, film of welke podcast raad je je collega’s aan?  

“De Bijbel natuurlijk. Als werker in de kerk kun je de Bijbel bijna zien als een werkboek. Maar het Woord is ook de plek waar je God hoort spreken en waar je zelf gevoed wordt. Een boek dat mij daarnaast uitdaagde is The Shack, dat op een bijzondere manier de Drie-eenheid laat zien.” 

Is er een bijbeltekst die met je meegaat? 

“Jesaja 6 is voor mijn roeping belangrijk geweest. Daarnaast Psalm 27:4 (‘Het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven’) vind ik prachtig. En Jozua 1:9 (‘Wees sterk en moedig’) heb ik op de hoes van mijn Bijbel geschreven. Die woorden houden me vast.” 

Wat hoop je voor de toekomst van de kerk? 

“Mensen denken soms dat de kerk langzaam leegloopt, maar God doet het licht niet uit. Hij is juist bezig met de jonge generatie om het licht te laten branden. Jongeren staan ervoor open en nemen elkaar mee. Daarom heb ik veel hoop voor de kerk. Het is niet ons werk, maar Gods: Hij laat het niet uit de hand lopen.” 

  

 lees verder
 
60 jaar Nostra Aetate: hoe staat het ervoor met de joods-christelijke dialoog?

Op 28 oktober 2025 is het 60 jaar geleden dat de verklaring Nostra Aetate (‘In onze tijd’) werd uitgebracht, tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie, over de verhouding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de niet-christelijke religies. Voor het eerst werd het goede en ware in andere religies officieel erkend. Met name de fundamenteel veranderde houding t.o.v. het jodendom viel op. Dankzij Nostra Aetate kwam er een duidelijk andere oriëntatie op het jodendom. Dialoog, ontmoeting en erkenning van de joodse wortels van het christelijk geloof werden koersbepalend. Volgens paus Franciscus bij de 50e verjaardag van Nostra Aetate begon met deze verklaring ‘onze reis van vriendschap’ die niet alleen voor de Rooms-Katholieke Kerk maar ook voor andere kerken van groot belang is gebleken. Hij erkende de eigen weg van zowel jodendom als de christelijke traditie. ‘Beide geloofstradities vinden hun fundament in de ene God, de God van het verbond die zichzelf openbaart door zijn Woord.’ En daar moet je verder theologisch op reflecteren.

Er was veel aan Nostra Aetate voorafgegaan, zoals de conferentie over antisemitisme in het Zwitserse Seelisberg in 1947, waar 65 joden en christenen direct na de Shoah/Holocaust bij elkaar kwamen om nieuwe perspectieven aan te bieden voor joods-christelijke relaties. Het leidde tot de oprichting van de International Council of Christians and Jews (ICCJ). Tot op de dag van vandaag ontmoeten joden en christenen elkaar daar en zoeken zij naar nieuwe relaties die relevant zijn voor de grote vragen van onze tijd.

De dialoog in onze tijd

Hoe staat het ervoor met de joods-christelijke dialoog? Niet best, volgens Eric Ottenheijm en de veel te jong overleden rabbijn Leo Mock. In Het Nieuwe Testament met joodse commentaren schrijven zij dat deze dialoog zich ‘vanaf het begin van dit millennium in een fase van tanende interesse' bevindt. In de in 2020 verschenen bundel Wat heeft de joods-christelijke dialoog ons gebracht?, schrijft Mock over ‘De smalle brug van wantrouwen naar goede relaties'. Zonder bruggen bouwen tussen verschillende groepen en segmenten in de samenleving gaat het niet, stelt hij. Het is lopen over een smalle brug over een afgrond, ‘broos en kwetsbaar’. Hoeveel belangrijke stappen er ook zijn genomen, de auteurs in de bundel constateren dat de belangstelling voor de dialoog in de afgelopen jaren is afgenomen, mede door het afnemende ledental van de kerken, maar ook door populisme, toenemende polarisatie en spanningen in de samenleving. En juist daarom is dialoog van groot belang.

Hernieuwde dialogische inzet

De joodse historica Karma Ben Johanan sluit zich daarbij aan in haar reflectie op 60 jaar Nostra Aetate. De joods-christelijke dialoog is onder spanning komen te staan door een aantal ontwikkelingen. De katholieke kerk is verschoven van een Europese naar een zuidelijke oriëntatie, waar de focus ligt op andere religies, vooral de islam. Tegelijkertijd is het Israëlische jodendom dominant geworden, met weinig aandacht voor het christendom. Hierdoor is de joods-christelijke dialoog, ooit een prioriteit in het Westen, gemarginaliseerd. Als complicerende factor komt daar nog de oorlog tussen Israël en Hamas bij, en de enorme impact daarvan in Gaza, in Israël en de rest van de wereld.

Ben Johanan pleit voor hernieuwde inzet: juist vanwege hun mondiale karakter kunnen beide gemeenschappen opnieuw bruggen slaan. Ze roept paus Leo XIV op om deze uitdaging aan te gaan en de interreligieuze relaties nieuw leven in te blazen. Het is tevens een oproep aan religieuze gemeenschappen. In een verdeelde wereld is het urgent om het goede en ware in de tradities van de mensheid te zien en ermee te gaan werken.

Wat kunnen plaatselijke gemeenten hiermee?

In de synodenotitie ‘Uw Koninkrijk kome. Als pelgrims onderweg met Joden en Palestijnse christenen’ Verder lezenSynode aanvaardt nota ‘Uw koninkrijk kome’ over relaties met Joden en Palestijnse christenen  wordt een aantal lessen vanuit de hedendaagse joods-christelijke ontmoetingen genoemd. Zoals: als je het perspectief van de ander toelaat en probeert te verstaan, verandert dat je zelfverstaan. Je bent allereerst een individuele jood of christen met een eigen geschiedenis en achtergrond, en dan pas een vertegenwoordiger van een hele traditie. Dialoog is altijd contextueel.

Veel van de internationale joods-christelijke ontmoetingen zullen aan de plaatselijke gemeenten voorbijgaan, zoals dat ook geldt voor oecumenische ontmoetingen. Toch is het van belang om te weten wat er op het mondiale vlak speelt, beweegt en verschuift. Het sijpelt uiteindelijk door in exegese en liturgie en in het leren omgaan met grote levensvraagstukken. Je bent als plaatselijke gemeente deel van het grotere geheel.

Op plaatselijk of regionaal vlak zou je het contact kunnen zoeken met bestaande joodse gemeenschappen. En je zou iets van je kunnen laten horen bij ingrijpende gebeurtenissen die raken aan de Joodse gemeenschap. De grote les van Nostra Aetate is vooral om de daadwerkelijke ontmoeting te zoeken. Daarover gaan ook de kerkordeartikelen over de verhouding met het jodendom: het gaat om het onderlinge gesprek, over het verstaan van de Schriften, en over het telkens opnieuw vormgeven van de eigen traditie in de eigen tijd met eigen vragen, problemen en dilemma's. En dat kun je nooit alleen, daar heb je de ander bij nodig.

Geert de Korte over Nostra Aetate in Israël

(Geert de Korte werkt namens het Centrum voor Israëlstudies in Jeruzalem en heeft tevens een opdracht vanuit de Protestantse Kerk)

"De impact van Nostra Aetate in Israël is groot geweest. Een van de oudste joods-christelijke dialooggroepen in Jeruzalem is de ‘Jerusalem Rainbow Group’, opgericht in 1965, het jaar van Nostra Aetate. Vertegenwoordigers van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Christelijk Gereformeerde Kerken en later van het Centrum voor Israël Studies waren bij deze dialooggroep betrokken. Nostra Aetate was een mijlpaal die niet alleen voor christenen de deur opende om op een respectvolle manier de dialoog met het Joodse volk aan te gaan, maar opende ook de deur voor joden om deel te nemen aan deze dialoog. Belangrijk hierbij was de erkenning dat de Joden niet collectief verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus, een gedachte die helaas nog steeds voorkomt bij christenen. Nostra Aetate zorgde dat er een houding kwam van wederzijds respect en de bereidheid om naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren. Minder bekend maar ook relevant is dat er in Israël ook een islamitische-christelijke dialoog is. Nostra Aetate gaat namelijk ook over de andere godsdiensten. Daar zou in Nederland meer aandacht voor mogen komen."

Tineke de Lange over 60 jaar Nostra Aetate … en nu?

(Tineke de Lange is beleidsmedewerker voor de Katholieke Raad voor Kerk en Jodendom en de Nederlandse Bisschoppenconferentie op het terrein van de dialoog tussen katholieken en joden in Nederland)

"Er wordt soms gekscherend gezegd dat Nostra Aetate het best bewaarde geheim van Vaticanum II is. Noem de naam van dit document, en de meeste katholieken zullen u met een wazige blik aankijken – dit geldt trouwens voor meer documenten van Vaticanum II. Wat het document echter beoogde, namelijk een vernieuwing in gang zetten in het denken over het jodendom en de joods-christelijke relatie, en daarmee ook een verandering in catechese en verkondiging, heeft de basis wel bereikt. In welke mate is mede afhankelijk van de opleiding en affiniteit van de pastores, en geografische verschillen spelen ook een rol. Het maakt veel uit of er contacten zijn met joden, als plaatsgenoten, buren, collega’s, vrienden, of dat men in een omgeving woont zonder joden en Joodse gemeenschap. Verder leven er in onze samenleving nog steeds allerlei antijoodse vooroordelen en zijn katholieken daar helaas niet altijd immuun voor. Daarom blijft het belangrijk om af en toe terug te keren naar die tekst uit 1965, die zo treffend begint met de woorden: ‘In onze tijd’, en binnen de katholieke gemeenschap de vraag te stellen: Waar staan wij nu, in ónze tijd?"

 lees verder
 
“Er is weer verlangen voelbaar om een levende gemeente te zijn” 

Ze was nog maar kort lid van de gemeente toen in 2021 de vacaturetijd begon, vertelt kerkenraadsvoorzitter Nel van der Ster. “Ik kwam in een woelige periode, er waren spanningen binnen de gemeente, en dat ging ten koste van het saamhorigheidsgevoel. Naar mijn idee stond de gemeente daardoor stil.” Een interim-predikant en een kerkelijk werker hielden de gemeente in vacaturetijd draaiend. “Dat had een positief effect”, zegt Van der Ster, “de interim-predikant heeft de boel weer losgetrokken.” Hij bracht ook het instrument Nieuw Kerkelijk Peil onder de aandacht dat helpt om na te denken over de toekomst. Ruim een kwart van de circa 500 gemeenteleden deed mee. “Het leverde een goed beeld op van wat de gemeente waardeert én waar ze graag meer aandacht voor wil. Geen zaken die eruit sprongen, maar wel een richting.”  

Nieuw beleidsplan 

De uitkomsten werden besproken in de kerkenraad en met de predikant. Er werd een werkgroep samengesteld die de kernpunten uit de enquêteresultaten vertaalde naar een nieuw beleidsplan. De gemeente gaf vier zaken aan die ze belangrijk vindt:   

  1. Aandacht voor elkaar met waardering van diversiteit.
  2. Aandacht voor kinderen, jongeren en hun ouders.
  3. Aandacht voor inspirerende en verdiepende diensten.
  4. Aandacht voor de plek van de kerk in het dorp en de relaties naar buiten.

Met deze vier pijlers als leidraad wordt nu gewerkt. “Dat hebben we goed met elkaar afgesproken”, legt Van der Ster uit. “In elke kerkenraadsvergadering komt het beleidsplan op de agenda. Doordat het zo veel besproken wordt, ook breder in de gemeente, merken we dat er weer beweging komt. Het besef leeft dat we er samen aan bouwen dat we één gemeente vormen. Dat gevoel van saamhorigheid, dat we eerder misten, is weer terug.” 

Gemeente meenemen 

De vier focuspunten krijgen tegelijkertijd aandacht. “Er wordt nu veel gesproken over aandacht voor kinderen, jongeren en hun ouders. Doordeweeks is er voor jonge mensen niets, ook geen catechisatie. Ouders geven aan dat ze wel behoefte hebben aan geloofsoverdracht. Jongeren zelf geven aan dat de diensten wel wat aansprekender mogen zijn. Het is mooi dat zulke gesprekken op gang komen – het gaat ergens over.” 

Essentieel is dat de gemeente overal in meegenomen wordt. “Dat is best een klus”, erkent Van der Ster, “maar het is noodzakelijk, het beleidsplan moet niet alleen iets van de kerkenraad zijn.” Terugkijkend constateert ze dat het proces dat na Nieuw Kerkelijk Peil op gang kwam de gemeente veel goed heeft gedaan. “Er is weer verlangen voelbaar om een levende gemeente te zijn.” 

Lees meer over Nieuw Kerkelijk Peil of volg het gratis webinar hierover.

 lees verder
 
Wat zijn de taken van een synodelid?

De leiding van de Protestantse Kerk ligt in handen van 62 ambtsdragers. Samen vormen zij de generale synode, in gewoon Nederlands ‘het landelijk bestuur’. Zij komen minimaal twee keer per jaar bij elkaar. Hun opdracht is leidinggeven aan het leven en werken van de kerk in haar geheel.

Samenstelling synode

De generale synode wordt gevormd door 62 leden: predikanten, ouderlingen, ouderling-kerkrentmeesters en diakenen. De elf classes vaardigen elk vijf personen af. Verder telt de synode drie leden die door de evangelisch-lutherse synode worden aangewezen en één afgevaardigde namens alle Waalse gemeenten. De resterende drie synodeleden zijn afgevaardigden van geassocieerde kerken. Eén is afkomstig uit de Evangelisch-Altreformierte Kirche (EAK) in Niedersachsen, één uit met de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland en één uit de Gereja Kristen Indonesia Nederland (Indonesisch-Nederlandse Christelijke Kerk).

Taak van de synode

Om te begrijpen wat de taak van een synodelid is, moet je eerst weten wat de taak van de generale synode is. De generale synode is verantwoordelijk voor de kerk in zijn geheel.

In ordinantie 4, artikel 25 van de kerkorde, staat het als volgt verwoord:

  • Leidinggeven aan het leven en werken van de kerk op haar verschillende arbeidsvelden en het ter hand nemen van al wat het leven van de kerk in de wereld kan bevorderen;
  • Gestalte geven aan de verantwoordelijkheid van de kerk voor de gemeenten;
  • Bevorderen van de eenheid van de kerk;
  • Vaststellen van het beleidsplan ter zake van het leven en werken van de kerk in haar geheel;
  • Zoeken en bevorderen van de eenheid, de gemeenschap en de samenwerking met andere kerken van Jezus Christus;
  • Vaststellen van de generale regelingen, voor zover dit in artikel 26 niet is opgedragen aan de kleine synode;
  • Verrichten van alles wat verder naar de orde van de kerk van haar wordt gevraagd. 

De generale synode doet in de vervulling van haar opdracht recht aan de binnen de kerk voorkomende kerkelijke verscheidenheid.

Stem in de besluitvorming

Vervolgens staan er concrete zaken vermeld waarover de generale synode zich hoort te buigen. Zoals het vaststellen van de officiële Bijbelvertaling en het Dienstboek met orden van dienst. Ook stemt de generale synode in met aanstellingsbesluiten van professoren bij de Protestantse Theologische Universiteit en het beslissen over de opleiding van predikanten en kerkelijk werkers. Daarnaast komen er grote thema’s voorbij zoals veilige kerk, visie op het ambt en toekomstgericht kerk-zijn.

Kortom: als synodelid doe je mee in de besluitvorming over zaken die het geheel van de kerk aangaan. Daarnaast kunnen synodeleden lid worden van bestaande of tijdelijke commissies en van de kleine synode.

Roeping

Leden van ambtelijke vergaderingen (waaronder een synodevergadering) zijn in eerste instantie ambtsdrager. Ze zijn hiertoe geroepen door God. Vanuit die roeping mogen zij zich verantwoordelijk weten voor de eigen gemeente en voor het gestalte geven aan Gods Koninkrijk in deze wereld. Iedere synodevergadering begint dan ook met een overdenkingen er wordt gebeden om de leiding van de heilige Geest. Eens per jaar wordt het avondmaal gevierd.

Eigen verantwoordelijkheid

Verder handelen leden van ambtelijke vergaderingen ‘zonder last of ruggespraak’, meldt de toelichting op de kerkorde. ‘Ze zijn niet verplicht eerst de vergadering die hen heeft gezonden te raadplegen voordat ze een beslissing nemen. Ze hebben een eigen ambtelijke verantwoordelijkheid. Een ambtelijke vergadering kan haar afgevaardigden niet opdragen hoe ze moeten stemmen.’

Hoe word je synodelid?

Iedere ambtsdrager kan lid worden van de synode. Iedere classis vaardigt vijf mensen af, van wie ten hoogste twee tevens lid zijn van de classicale vergadering.

De ambtstermijn van een synodelid is vijf jaar; elk jaar treedt een vijfde deel van de synode af. Het moderamen - dagelijks bestuur - houdt het rooster van aftreden bij en benadert de classis als er nieuwe synodeleden gezocht worden. Ben je ambtsdrager en heb je interesse om synodelid te worden, laat dit dan weten aan het breed moderamen van jouw classis.

Valkuilen synodeleden

  • De rol alleen invullen vanuit wat je zelf belangrijk vindt in plaats van je je bewust te zijn van je ambtelijke verantwoordelijkheid.
  • De rol alleen invullen vanuit de context en het belang van je eigen gemeente in plaats van het belang van het geheel van de kerk voor ogen te houden.
  • Een te hooggespannen verwachting van de bestuurlijke mogelijkheden en bevoegdheden van de synode. De synode komt slechts enkele dagen per jaar bij elkaar en kan daarom alleen op hoofdlijnen werken, het overige mag (en moet) zij toevertrouwen aan haar organen en het moderamen. Op allerlei deelterreinen staan andere organen de generale synode bij, elk met eigen kerkordelijke deelverantwoordelijkheden. Denk aan het bestuur van de dienstenorganisatie of aan de Raad van Toezicht van de PThU. Door het delen van jaarverslagen leggen zij verantwoording af aan de synode.

Kansen synodeleden

  • Een bijdrage kunnen leveren aan het leidinggeven aan de kerk in haar geheel. 
  • Inzichten, verworven in je plaatselijke kerkelijke situatie of je classis, beschikbaar stellen aan de landelijke kerk en deze uitwisselen met inzichten van anderen op een andere plaats in de kerk.
  • In aanraking komen met alle kleuren van de Protestantse Kerk en de ontmoeting met mensen uit alle hoeken van de kerk. Dat verrijkt je blik en verdiept je inzicht in de kansen en uitdagingen waarvoor de kerk in haar geheel staat.

Lees meer over de werkzaamheden van de synode:

Wat doet de generale synode precies?

Pijl naar rechts
 lees verder
 
Jongeren niet in de kerk, wel in beeld - Andijk-Wervershoof

 “Op zondag zien we geen jongeren meer in onze kleine, vergrijzende gemeente. We zien ze nog wel op hoogtijdagen, als ze met hun ouders meekomen, of als ik hun vraag om te assisteren bij bijvoorbeeld de kerstviering of het maaltijdproject voor ouderen. Zo houden we binding met elkaar. Afhankelijk van het onderwerp komen ze ook naar de filmavonden en thema-avonden die we organiseren. Die trekken ook veel mensen uit het dorp en uit andere kerkelijke gemeenten in de omgeving.  

Waar we voor moeten oppassen is dat we naar elkaar gaan zitten staren: hoe kan dat nou, we zien helemaal geen jongeren meer. Natuurlijk hebben we ons afgevraagd hoe we de jongeren kunnen betrekken, en of een speciale jongerenwerker zou helpen. We doen wat we kunnen doen. We houden de deur voor hen open, we hebben contact met hen en bieden iets voor hen aan. Af en toe spreek ik hen een op een. De jongeren zijn niet uit beeld. Maar we zien dat jongeren de gang naar de traditionele kerkdienst niet meer maken, en dat er geen natuurlijke aanwas is. Ik heb de afgelopen vijf jaar geen doop gehad.  

Natuurlijk betekent dit wat voor hoe we kerk zijn. Er zijn in onze omgeving meer kleine gemeenten met weinig bestuurskracht en weinig jongeren. We hebben al contacten over samenwerking. En verder gaan we als gemeente een nieuwe koers varen. Vanaf 1 januari volgend jaar brengen we het aantal vieringen terug naar twee per maand en de hoogtijdagen. Voor activiteiten gaan we ons oriënteren op de momenten waarvan gebleken is dat er mensen komen en we iets kunnen betekenen voor de dorpsgemeenschap. We maken daar een mooi programmaboekje van dat we breed verspreiden, zodat veel belangstellenden aan kunnen schuiven. Ook jongeren.”  

Dit interview vond plaats in 2023 en is in dat jaar ook verschenen in het blad #protestant. 

Op de website van de Protestantse Kerk vind je een inventarisatie van alle jeugdwerkmethoden in christelijk Nederland. Gerangschikt per leeftijd en kort toegelicht, zodat een gemeente in één oogopslag kan zien welke methode het beste bij haar visie past. 

 

 lees verder
 
Geestelijk verzorger Ben de Boer: “Als je ergens Gods Geest ziet, dan in de GGZ”  

  • geestelijk verzorger bij de GGZ Amsterdam (Arkin), daarvoor predikant in de SoW-gemeente Velserbroek, dat hij combineerde met geestelijke verzorging bij de GGZ-instelling Bavo in Noordwijkerhout 
  • studie Theologie in Kampen 

Hoe ervaar je je roeping? 

“Heel concreet: in de GGZ. Dat heeft zijn oorsprong in mijn familie, waar psychische kwetsbaarheid een rol speelt. Ik wil er voor mensen zijn, niet alleen voor psychiatrische patiënten maar ook voor de naastbetrokkenen. Zij zijn er elke dag mee in de weer, en dat is een zware taak. Ik ben als geestelijk verzorger verbonden aan de Protestantse Kerk, maar binnen de zorginstelling beschikbaar voor alle mensen met levensvragen.”  

Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken?  

“Mensen. Ik kan niets doen zonder anderen. Ik werk samen met collega-geestelijk verzorgers, psychiaters en verpleegkundigen, en ben afhankelijk van doorverwijzingen door psychologen en casemanagers. De zorg kampt met schaarste, en die zal alleen maar toenemen. Mensen krijgen minder aandacht, er wordt eerder een beroep op ons gedaan. Ook wij moeten keuzes maken, zijn beperkt in onze tijd.” 

Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt?  

“Als geestelijk verzorger ben ik veel bezig met mijn hoofd, maar ik heb ook een lichaam. Balans is belangrijk. Sport helpt me daarbij: ik loop veel hard, en elk jaar loop ik een marathon. Hardlopen is voor mij ook een vorm van meditatie, onderweg lossen dingen zich vaak vanzelf op. Daarnaast krijg ik energie van het leren van iets nieuws. Zo ben ik een strijkinstrument gaan bespelen, de viola da gamba. Daar beleef ik veel plezier aan.” 

Welk onderdeel van je werk doe je het liefst?  

“Een klassiek woord: pastoraat. Dat is een groot deel van mijn werk. Ik doe dat binnen klinieken, maar ook ambulant, bij mensen thuis. Daarnaast houd ik van groepswerk. Op een afdeling staat dan op een bord: ‘Ben: zingeving.’ Nogal pretentieus en daarom leg ik uit wat daarmee bedoeld wordt. Zingeving is dat er gepraat kan worden over het leven. De mooie en moeilijke kanten ervan. Meestal waarderen mensen dat, al ben ik soms ook het projectiescherm waarop zij hun onvrede met kerk en geloof afbeelden. Voor mensen voor wie geloof al een krachtbron is, ben ik op een meer traditionele manier pastor, soms met bijbellezen en gebed. De uitdaging is om al die verschillende mensen op een passende manier te begeleiden.”  

Welke scholing heb je voor het laatst gevolgd?  

“Een studiedag aan de PTHU met Heleen Zorgdrager over het boek After Method van Hanna Reichel. Van huis uit ben ik systematisch theoloog en geïnteresseerd in de vraag hoe je in deze tijd over God kunt spreken. Dat was ook de insteek van de studiedag: het zoeken naar verbinding tussen klassiek systematisch denken en vormen van bevrijdingstheologie, zoals de verbinding van de theologie van Karl Barth met de queer-theologie.” 

Zie je in je werk dat Gods Geest aan het werk is?  

“Ik zeg weleens: ik struikel over God. Die is overal waar mensen een weg vinden om te gaan. In de GGZ knokken mensen vaak om het leven te behouden. Als je ergens Gods Geest ziet, dan is het daar.” 

Welk boek, welke film of podcast raad je collega’s aan? 

“Het boek van Michel Faber: Het boek van wonderlijke nieuwe dingen. Het vertelt het verhaal van een pastor die op missie wordt gestuurd naar een buitenaardse planeet, Oasis, om daar pastor te zijn voor buitenaardse wezens. Hij raakt steeds meer met hen verweven, en alle vertrouwde beelden die hij had worden afgebroken. Ik heb nog nooit zo’n bijzonder boek gelezen over wat het betekent om pastor te zijn.” 

Welke bijbeltekst gaat met je mee?  

“Het verhaal van Zacheüs, al heel lang mijn lievelingsverhaal; het evangelie in een notendop. Er zit veel moois in. Een man met prestige wordt klein en klimt in een boom. Maar het allermooiste is dat Jezus over God vertelt door iets te doen. Hij gaat bij hem eten. Geen preek maar een daad. En wat ik ook ontroerend vind is dat er staat dat vandaag de redding is gekomen; God hoort niet bij het verleden maar bij het nu.” 

Wat hoop je voor de toekomst van de kerk?  

“Ik zie de kerk als een zachte plek in een steeds hardere wereld. Ze moet niet mee verharden maar een plek blijven waar mensen welkom zijn en niet buiten de boot vallen.” 

 lees verder
 
Wie was Albert van den Heuvel? 

Albert Hendrik van den Heuvel werd geboren op 24 maart 1932 in Utrecht. Hij overleed op 22 oktober 2025.

Van den Heuvel studeerde vanaf 1951 theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en later in New York aan het Union Theological Seminary. Theologen die hem beïnvloedden waren onder meer Dietrich Bonhoeffer, Karl Barth, Hendrik Berkhof, Paul Tillich en Martin Luther King. In 1958 werd hij in de Utrechtse Domkerk bevestigd als predikant voor buitengewone werkzaamheden betreffende het secretariaat van de Nederlandse Oecumenische Jeugdraad (tot 1960). Voor zijn multiculturele theologie zocht Van den Heuvel inspiratie bij de kritische bijbelse profeten zoals Amos, en bij Zuid-Afrikaanse anti-apartheidstheologen en de zwarte Amerikaanse bevrijdingstheologie. In 1969 ontving hij van Yankton College, het kerkelijk seminarie van de United Church of Christ in South Dakota (VS), een eredoctoraat.  

Wanneer hoorden we voor het eerst van hem? 

Van den Heuvel had een flamboyante uitstraling en werd eind jaren 50 gezien als aanstormend jong talent. Naast zijn Nederlandse functie werd hij in 1958 medewerker van het Youth Department van de Wereldraad van Kerken in Genève. In 1960 werd hij hiervan de directeur. Zijn ongeduld met betrekking tot de resultaten van de oecumenische beweging werd door de eerste secretaris-generaal van de Wereldraad, Willem Visser ’t HooftVerder lezenWie was Willem A. Visser ’t Hooft?, met wie hij de hele wereld over reisde, gewaardeerd als het verlangen van een nieuwe generatie. 

Als directeur van het departement communicatie van de Wereldraad pleitte Van den Heuvel voor een nieuwe waardering van de media bij het verbreiden van universele menselijke waarden. Hij verwachtte hier veel van in de strijd tegen exclusief nationalisme, de machtsdruk van kerkelijke eisen van conformiteit, en de remmende werking van morele en religieuze regelgeving. Hij noemde de media ‘het brevier van de moderne mens' en zag messiaanse kansen. In zijn ogen had de oecumenische beweging de opdracht de kwalijke kant van kerkelijke denominaties met hun vaak beknellende structuren te ontmaskeren. Nostalgische theologen leken vaak te vergeten dat er enorme collectieve sociale processen aan de gang waren. Zijn verwijt aan het adres van kerken in de jaren 60 was de media alleen te willen gebruiken voor het zenden van hun eigen boodschap, zonder zich rekenschap te willen geven van de nieuwe ethische kwaliteit van wederkerige moderne massacommunicatie. Niet iedereen kon hem hierin volgen. 

Waarmee is hij bekend geworden? 

In 1972 werd Van den Heuvel secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk. Daarmee was hij tevens vertegenwoordiger van deze kerk in de Nederlandse Raad van Kerken. Met afgevaardigden vanuit de Rooms-Katholieke Kerk, zoals kardinaal Alfrink en Marga Klompé, kon het hier tot een bezielde dialoog komen. Met zijn karakteristieke optreden, progressieve stellingnames en bonte taalgebruik was Van den Heuvel een markante persoonlijkheid. Zijn vaak principiële stellingname, zoals met betrekking tot apartheid, kernbewapening en de vredesbeweging, maakte hem niet onomstreden en in de ogen van sommigen zelfs arrogant. Zijn sprong naar de omroep, en dan nog wel de socialistische VARA waar hij in 1980 voorzitter van werd, heeft velen verbaasd, maar waarschijnlijk niet de mensen die hem goed kenden. Van 1985 tot 1993 was hij vicevoorzitter van de raad van beheer van de NOS. In 1993 werd hij voorzitter van het Amsterdamse debatcentrum De Rode Hoed. Hij schreef een vijftiental boeken en brochures, gaf leiding aan vele oecumenische gespreksontmoetingen, en vond waardering voor zijn preken. 

Wat kunnen gemeenten met zijn gedachtegoed? 

Van den Heuvel was als christen-socialist zowel binnen als buiten de kerk een groot voorstander van platte organisatiestructuren, conciliariteit en transparantie. Hij geloofde in een niet-institutionele gestalte van eenheid in de praktijk. Als de relevantie van kerkelijke eenheid zag hij het behartigen van de verscheurdheid van de wereld.  

Zien we de doorwerking van zijn gedachtegoed ergens terug? 

Van den Heuvel, die weigerde in vakjes te denken, was een exponent van de ontzuiling. In de Nederlandse kerken, omroep en politiek zien we vandaag weinig terug van zijn erfenis. Maar het ontstaan in 2004 van de Protestantse Kerk in Nederland, waarin de hervormde, gereformeerde en lutherse kerken samengingen, was zeker in zijn geest. Veel lokale kerken hadden echter daarna zoveel moeite het hoofd boven water te houden, dat zij aan concrete oecumene en de maatschappelijke betekenis daarvan nauwelijks toekwamen.  

De Wereldraad van Kerken is vandaag, vergeleken met de tijd dat Van den Heuvel er werkte, een schim van zichzelf, en weinig jongeren laten zich inspireren door wat er in de oecumenische beweging gebeurt. Maar het optimisme, activisme en gedachtegoed aangaande communicatie en sociale betrokkenheid van Van den Heuvel blijven kostbare inspiratiebronnen, ook in wezenlijk veranderde tijden.  

 lees verder
 
Rabbijn en predikant in gesprek over de zorg voor de aarde

Corrie Zeidler is al een tijdje vegetariër. “Gewoon omdat je het een stuk makkelijker maakt voor jezelf”, zegt ze. Want praktisch is het - zeker als je zoals Zeidler, die de joodse spijswetten serieus neemt, een hapje buiten de deur wilt eten. “Bijna nergens wordt koosjer gekookt”, zegt ze. In de koosjere keuken is regulier vlees taboe. “En als ik niet al vegetariër was, dan zou ik het waarschijnlijk alsnog worden vanwege de manier waarop er met dieren wordt omgegaan en de belasting van het eten van vlees voor het klimaat.”  

Corrie Zeidler, rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente Utrecht en joods geestelijk verzorger bij Justitie, spreekt met Davy Hoolwerf, predikant van de Hervormde Gemeente Ede en actief in de Protestantse Raad voor Kerk en Israël. De twee praten over de vraag in hoeverre hun geloof invloed heeft op de manier waarop zij voor de aarde zorgen. Het is een groot thema. Om het behapbaar te maken hebben ze het al snel over dat wat er op het bord belandt en wat ze in de supermarkt uit het schap pakken.  

Voorschriften 

Voor Zeidler is een vrij omvangrijke verzameling joodse voedsel- en spijswetten, de kasjroet, daarbij bepalend. “Dat zijn allerlei voorschriften over wat we wel en niet mogen eten. Zo eten we in principe alleen vegetarische dieren, zoals een koe en een schaap.” Wat de bedoeling is van die regels? “Dat is niet helemaal duidelijk. Er zijn mensen die zeggen dat het hygiënischer is om melk en vlees niet te mengen (dat is een belangrijke regel bij het bereiden van koosjer voedsel, red.) en ook het varken zou een onhygiënisch dier zijn en mogen we daarom niet eten. Maar in principe zijn die kasjroetregels gegeven zonder dat we precies weten waarom.”  

Elke tijd maakt een eigen interpretatie van de regels, vervolgt Zeidler. Vandaag de dag weegt zorg voor dier en milieu steeds zwaarder. “Juist door die regels ben je je continu bewust van wat je eet. Dat bewustzijn wordt steeds breder getrokken. Zo hebben we het tegenwoordig ook over ‘ecokasjroet’, waarbij het niet alleen belangrijk is dat je het dier op de juiste manier slacht en eet, maar daarnaast kijkt hoe het dier leeft. Er bestaat bovendien ook een ‘sociaal kasjroet’: hoe worden de boeren betaald voor hun werk en hoe wordt omgegaan met de mensen die in de fabrieken werken.” Weliswaar is het per regel niet duidelijk waarom die er is, maar er zit wel degelijk een gedachte achter alle voorschriften bij elkaar, meent Zeidler. “Het idee is dat we niet alleen voor onszelf moeten zorgen, maar ook voor toekomstige generaties.” 

Dezelfde richtlijnen 

Davy Hoolwerf, die zijn christelijke traditie graag met de joodse inzichten verbindt, legt uit hoe de Bijbel en de Tenach voor hem dezelfde principes van verantwoordelijkheid voor onze wereld bevatten, maar in zijn ogen op een meer pragmatische manier. Zo merkt hij op dat zijn christelijke traditie niet veel op heeft met de spijswetten waarover Zeidler spreekt. “Daar hoeven wij ons niet aan te houden”, meent hij. Mogelijk dat het hierdoor komt dat zaken als dierenwelzijn, klimaat en milieu, kwesties zijn die jaren onderbelicht waren in delen van de Protestantse Kerk. Zeker in meer behoudende regionen, ziet de predikant, staan zaken als het verminderen van vleesconsumptie als een manier om dierenleed en milieuschade te verminderen pas relatief kort op de agenda. 

Verantwoordelijk 

De van huis uit christelijk gereformeerde Hoolwerf heeft zelf ook een ontwikkeling doorgemaakt. “Mijn vrouw en ik zijn tegenwoordig veel bewuster bezig met wat we eten. Dat betekent dat je niet altijd voor het goedkoopste moet gaan. Zo leven we ook onze kinderen voor.” Zijn inspiratie haalt hij uit dezelfde teksten als Zeidler. “Want de Tenach is ook onderdeel van de Bijbel, het is het Oude Testament. De Thora, de eerste vijf bijbelboeken, is ook onze richtlijn voor het leven. Dus ondanks dat we dan niet de letterlijke regels toepassen – dat zou ook bijna niet kunnen – haal ik daaruit wel normen en waarden hoe ik mijn leven inricht. Ik heb ook wel preken gehouden waarin ik die achterliggende gedachte naar voren probeer te laten komen. Je bent gewoon verantwoordelijk voor de schepping en dus heeft dat gevolgen voor hoe je omgaat met dieren, mensen en milieu.” 

Al blijft het in de praktijk soms schipperen, merkt hij. “Ik heb in Ede een gemeente met tienduizend leden, er wordt verschillend gedacht. Maar zeker de jongere generatie stelt echt wel die kritische vragen. Bijvoorbeeld die keer toen we als gemeente een barbecue hielden. Ja, want waarom altijd een barbecue waar je net zo veel vlees eet als je maar wilt? Daarom werd naar iets anders gezocht. Ik vind dat een goede ontwikkeling. Ik denk dat dat ook inherent is aan je geloof vormgeven.” 

Individuele plicht 

De verandering in het denken die de rabbijn en de dominee schetsen, vindt ook plaats buiten kerk en synagoge. Al is het geloof geen voorwaarde om je te bekommeren om de schepping, toch vindt het duo het belangrijk om hun zienswijze religieus te funderen.  

Hoolwerf: “We hebben de aarde in bruikleen gekregen.” Zeidler knikt instemmend en vult aan: “De aarde is niet van ons, de aarde is van God. Wij zijn hier gasten en we moeten ons netjes gedragen. We moeten ons bewust zijn van de gevaren die er zijn als we meer van de aarde vragen dan goed is, dan de aarde aankan. Wij zijn Gods partners hier op aarde. Dat is een last en een verantwoordelijkheid die wij als mensen op ons hebben gekregen. Wij zijn hier verantwoordelijk voor de aarde en als wij het verpesten, dan is er niemand na ons die het kan goedmaken.” Hoolwerf denkt even na, dan: “Ik ben niet zo optimistisch over de mensheid.” Zeidler: “Als ik mijn plastic wel scheid en mijn buurman doet het niet, waarom zou ik het dan wel doen? Ook als we weten dat wij het misschien niet gezamenlijk kunnen volbrengen, ontslaat je dat niet van je individuele plicht. Jij moet handelen alsof jouw daden het juiste evenwicht kunnen herstellen.”  

Nieuwe aarde 

Hoolwerf vertelt dat de zorg voor de wereld van nu in zijn ogen niet het hele verhaal is. “Hier en nu hebben we alle verantwoordelijkheid te dragen om te keren wat we keren kunnen. Maar ik kan als individu ook niet zó veel. Denk alleen al aan de klimaatverandering, die ontwikkeling is zo groot. Dat kan mij fatalistisch maken.” Daarom wil hij ook op ‘een tweede lijn’ wijzen. “Alles wat ik zie, de oordelen in het bijbelboek Openbaring die over de aarde trekken om het zo maar eens uit te drukken, maakt ook dat ik verlang naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, die we helaas niet hier zullen realiseren.” Hoolwerf legt uit wat hij daarmee bedoelt. “God roept mij om er alles aan te doen wat ik kan in deze wereld. En tegelijk gaat deze hele schepping ook naar een einddoel toe dat God voor ogen heeft. Dat is het koninkrijk van God dat ooit werkelijkheid gaat worden. Ik geloof dat er een toekomst is waarin de aarde vernieuwd zal worden.” 

In het jodendom speelt het idee van een nieuwe aarde geen rol, merkt Zeidler op. “Het jodendom denkt niet dat als de Messias komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ontstaat. Het is ook dan dezelfde hemel en dezelfde aarde”, zegt ze. “Volgens mij geldt: als wij de aarde verwoesten is er niemand die die kan herstellen. Die zorg is niet alleen een plicht voor onszelf in het heden, maar ook voor de mensen na ons.”

 lees verder
 
Vlootpredikant Johan Trouwborst: 'Ik ging van missie naar presentie: ik ben tochtgenoot'

  • sinds anderhalf jaar hoofd geestelijke verzorging bij de Koninklijke Marine; sinds 2004 vlootpredikant, daarvoor zes jaar gemeentepredikant in Goudriaan en Ottoland 
  • studeerde theologie in Utrecht en volgde de opleiding tot Gestalttherapeut bij de Nederlandse Stichting Gestalt 

Hoe ervaar je je roeping? 

“Ik ben in de wieg gelegd voor het werk dat ik doe. Dat heeft te maken met mijn ontwikkeling. Het was een grote stap van het werken in twee kleine gemeenten naar de wereld van de Marine. Ik vroeg me af: wie ben ik hier als dominee? Mijn eerste preek aan boord ging volledig over de hoofden heen. Ik moest mezelf opnieuw uitvinden. Niet zenden, maar boodschap hebben aan mensen. De weg naar de ander begint bij mij, ik moet zélf tevoorschijn komen. Ik ben gegaan van missie naar presentie: ik ben mijn eigen instrument, ik ben tochtgenoot. De Marine was mijn reality-check.” 

Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken? 

“Dat ik mezelf mag zijn en dat ik me vrij kan voelen. Als je met elkaar lang van huis bent, schept dat een band. De aanwezigheid van een dominee blijkt dan in een behoefte te voorzien, mensen willen hun verhaal kwijt. Als dominee heb ik een vrije rol. Die mag ik zelf invullen. Ik voel mij in mijn eigenheid gekend. Ik ben dol op de kerk en tegelijk blij dat ik in de buitendienst zit.” 

Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt? 

“Door goed voor mijn eigen vuur te zorgen, alert op wat ik zelf nodig heb. Vroeger was ik te bescheiden, ik durfde nauwelijks ruimte in te nemen. In de Gestaltopleiding heb ik geleerd dat dat om een tegenpool vraagt: ik moet ook opkomen voor wat ik zelf nodig heb. Anders raakt een mens uit het lood. Dus niet te veel willen voldoen aan verwachtingen, vrij op de grens van het contact.” 

Welk onderdeel van je werk doe je het liefst? 

“Varen, samen in hetzelfde schuitje zitten. Je deelt veel met elkaar. Afscheid nemen van thuis blijft lastig, maar eenmaal aan boord vind ik snel mijn draai. De laatste jaren ben ik meer bezig met de aansturing van het operationele bedrijf. Eigenlijk ben ik uitgevaren, ik mis het wel.” 

Welke scholing heb je voor het laatst gevolgd? 

“De opleiding tot Gestalttherapeut. Ik schreef mijn scriptie over de rol van lichamelijke gewaarwording in geestelijke presentie. Als geestelijk verzorger bij de Marine werd ik op mezelf teruggeworpen. Door in de Gestalt te duiken ben ik in mijn lichaam geland. Mijn lichaam blijkt niet alleen een bron van informatie, mijn lijf betekent mijn situatie. Mijn eindscriptie theologie ging over de menswording van God, nu ging het over die van mij.” 

Zie je in je werk Gods Geest aan het werk? 

“Volop, Gods Geest zweeft boven de wateren. In mensen die ergens mee worstelen en toch de moed hebben om daarmee voor de dag te komen, in alle kwetsbaarheid soms. De zee kan flink tekeergaan, ook in ons eigen leven. Als die dan tot bedaren komt door een of meer gesprekken, ervaar ik dat als werk van de Geest. En als het contact echt was, weten mensen me jaren later nog te vinden. Laatst belde iemand me op met de vraag om gedoopt te worden. Sinds 2017 hadden we geen contact meer gehad.”  

Welk boek, welke film of podcast raad je collega’s aan? 

“De film Het zoutpad, gebaseerd op het gelijknamige boek. Het speelt op de grens van land en water. Twee mensen die alles kwijt zijn geraakt ontdekken noodgedwongen de helende kracht van wandelen. Juist in het verlies zit de heling.” 

Heb je een bijbeltekst die met je meegaat? 

“Nee, maar wel mensen die met me meereizen. De franciscaan Theo Zweerman van wie ik les kreeg tijdens mijn hoofdvak aan de Katholieke Universiteit in Utrecht. Hij schreef een prachtige bundel: Om de eer van de mens. Ook Jean-Jacques Suurmond, noem ik, om zijn speelsheid en creativiteit. Heel origineel. En Henk Vreekamp. Hij beschrijft zo mooi dat de heiden vlak onder onze huid zit. Het water van de doop is maar een flinterdun vliesje.” 

Wat hoop je voor de toekomst van de kerk? 

“Ik heb het gevoel dat die toekomst begonnen is, dat het dieptepunt geweest is, dat er weer beweging gaande is. Ik hoop dat we met elkaar op post blijven staan, de schoonheid van de liturgie beleven en omzien naar elkaar. Zelf ervaar ik mijn thuisgemeente in Sneek als een fijne plek, ik ben er graag stamgast.” 

 lees verder
 
Hoe geeft de kerk vorm aan haar identiteit?

Kerk als ontdekkingstocht

Kerk-zijn is een ontdekkingstocht, een dynamische werkelijkheid die niet in vaste vormen kan worden opgesloten. De kerk is voortdurend in aanbouw. Deze gedachte vormt het uitgangspunt voor het nadenken over hoe kerk-zijn vorm krijgt, zowel in proefplekken als in bestaande gemeenten.

Twee belangrijke Bijbelse begrippen

Het Nieuwe Testament kent twee Griekse woorden die inzicht geven in wat kerk betekent. Het eerste is ekklesia, letterlijk 'uitgeroepen'. Dit verwijst naar de Griekse volksvergadering van vrije burgers die door een heraut werden opgeroepen voor informatie en beraad. Kozen de nieuwtestamentische schrijvers bewust voor dit seculiere woord om de gemeente van Christus aan te duiden? De kerk is de gemeenschap van mensen die 'de Stem van de Roepende' hebben gehoord en zich hebben toegewijd aan Jezus Christus en zijn Weg.

Het tweede woord is kuriakos, wat 'van de Heer' betekent. Dit komt slechts twee keer voor in het Nieuwe Testament, maar helpt bij het verstaan van wat kerk werkelijk inhoudt. De kerk is kuriakos, van de Heer.

Jezus Christus als eerste liefde

Wanneer beide begrippen worden samengenomen, ontstaat het beeld van de kerk als gemeenschap van mensen die uit hun gewone doen zijn weggeroepen om zich te verbinden met de Heer Jezus Christus en zijn Weg. Zonder Jezus blijft er niets van de kerk over. Een kerkelijke gemeenschap die voluit christelijk wil zijn, kan niet anders dan op een niet-opdringerige manier over haar eerste liefde, Jezus, spreken.

Dit betekent echter niet dat Jezus altijd direct moet worden gecommuniceerd. Recent onderzoek toont dat Jezus voor slechts 22% van de Nederlanders inspiratie biedt, vooral rond de waarde 'eerlijkheid'. Er lijkt een verschuiving te zijn: Jezus wordt minder gezien als degene die ons verzoent met God en meer als belichaming van algemeen menselijke waarden.

Vier kernbegrippen voor kerk-zijn

Het vormgeven van kerk-zijn kan worden verstaan vanuit vier kernbegrippen: christelijke spiritualiteit, gezamenlijkheid, dienstbaarheid en verbondenheid.

Spiritualiteit: excentrisch leven

In een tijd waarin de vanzelfsprekendheid van de kerk voorbij is, komen basale vragen op. Als Jezus Christus zijn kerk in stand houdt en bouwt, hoe ziet dat er dan uit? Het bijzondere van de kerk is dat haar centrum buiten haarzelf ligt. Wanneer zij dicht bij haar kern is, is zij buiten zichzelf. De kerk zal altijd blijven zeggen: 'it is not about me'.

De uitdaging is excentrisch te leven en ruimte te maken voor de Geest. Eeuwenlang was de kerk vanzelfsprekend, maar nu is er alleen toekomst als de belofte van Jezus' nabijheid nog altijd waar blijkt te zijn.

Gezamenlijkheid: een gemeenschap van ongelijken

Jezus kiest zijn leerlingen zelf uit, heel divers: van Levi de tollenaar tot Simon de Zeloot. De kerk is een 'gemeenschap van ongelijken'. Mensen worden aan elkaar gegeven, niet op basis van sympathie of sociale herkenning. Dit wordt uitgedrukt in de aanspraak 'broeders en zusters' - familie kies je immers niet zelf.

Kerken werkten traditioneel met heldere grenzen: iemand hoorde erbij of niet. Maar de samenleving is meer en meer 'ontgrensd' en fluïde geworden. Veel gemeenschappen denken nu concentrisch: niet de grenzen zijn scherp, wel het centrum. Zoals een Australische veeboer geen hek plaatst, maar een waterput waar het vee naar terugkeert. Er zijn geen grenzen, er is enkel een levensnoodzakelijk centrum.

Dienstbaarheid: ‘zijn met’

Het diepste wezen van het evangelie wordt niet gevangen met 'doen voor', maar met 'zijn met'. Jezus is Immanuël, God met ons. Geloofsgemeenschappen hoeven niet altijd zelf het initiatief te nemen, maar kunnen ook initiatieven van anderen ondersteunen. Zo krijgt 'zijn met' op het niveau van de gemeenschap als geheel concreet gestalte.

Verbondenheid: deel van het lichaam

Geloofsgemeenschappen zijn vaak in zichzelf gekeerd en hebben niet altijd boodschap aan andere christelijke gemeenschappen. Maar het beeld van het Lichaam van Christus kan ook worden toegepast op het niveau van geloofsgemeenschappen zelf. Zij vormen samen, in al hun veelkleurigheid, het ene Lichaam van Christus.

Een gemeenschap kan niet geïsoleerd functioneren. Proefplekken weten elkaar meestal wel te vinden, maar een goede verstandhouding met klassieke vormen van kerk-zijn is niet altijd vanzelfsprekend. 'Oud' en 'nieuw' kunnen veel baat hebben bij contact en uitwisseling.

Mensen van de Weg

We leven niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk. Dat geldt ook voor de kerk. De eerste christenen werden 'mensen van de Weg' genoemd. Die Weg is onverwoestbaar en kan elke tijd trotseren. Het gaan van die Weg kan op vele manieren. Vormen veranderen en zullen blijven veranderen. Maar als de kerk een gemeenschap blijft van mensen van de Weg - op welke manier dan ook onderweg - dan zal er toekomst zijn.

Dit artikel is een samenvatting van artikel 5 uit de serie kernthema's voor proefplekken, geschreven door Sake Stoppels. Meer weten? Download het volledige, diepgaande artikel als PDF met uitgebreide achtergronden en inspiratie en/of volg als team of kerkenraad de online leermodule ‘Kerk-zijn vormgeven’.

 lees verder