Rabbijn en predikant in gesprek over de zorg voor de aarde

Corrie Zeidler is al een tijdje vegetariër. “Gewoon omdat je het een stuk makkelijker maakt voor jezelf”, zegt ze. Want praktisch is het - zeker als je zoals Zeidler, die de joodse spijswetten serieus neemt, een hapje buiten de deur wilt eten. “Bijna nergens wordt koosjer gekookt”, zegt ze. In de koosjere keuken is regulier vlees taboe. “En als ik niet al vegetariër was, dan zou ik het waarschijnlijk alsnog worden vanwege de manier waarop er met dieren wordt omgegaan en de belasting van het eten van vlees voor het klimaat.”  

Corrie Zeidler, rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente Utrecht en joods geestelijk verzorger bij Justitie, spreekt met Davy Hoolwerf, predikant van de Hervormde Gemeente Ede en actief in de Protestantse Raad voor Kerk en Israël. De twee praten over de vraag in hoeverre hun geloof invloed heeft op de manier waarop zij voor de aarde zorgen. Het is een groot thema. Om het behapbaar te maken hebben ze het al snel over dat wat er op het bord belandt en wat ze in de supermarkt uit het schap pakken.  

Voorschriften 

Voor Zeidler is een vrij omvangrijke verzameling joodse voedsel- en spijswetten, de kasjroet, daarbij bepalend. “Dat zijn allerlei voorschriften over wat we wel en niet mogen eten. Zo eten we in principe alleen vegetarische dieren, zoals een koe en een schaap.” Wat de bedoeling is van die regels? “Dat is niet helemaal duidelijk. Er zijn mensen die zeggen dat het hygiënischer is om melk en vlees niet te mengen (dat is een belangrijke regel bij het bereiden van koosjer voedsel, red.) en ook het varken zou een onhygiënisch dier zijn en mogen we daarom niet eten. Maar in principe zijn die kasjroetregels gegeven zonder dat we precies weten waarom.”  

Elke tijd maakt een eigen interpretatie van de regels, vervolgt Zeidler. Vandaag de dag weegt zorg voor dier en milieu steeds zwaarder. “Juist door die regels ben je je continu bewust van wat je eet. Dat bewustzijn wordt steeds breder getrokken. Zo hebben we het tegenwoordig ook over ‘ecokasjroet’, waarbij het niet alleen belangrijk is dat je het dier op de juiste manier slacht en eet, maar daarnaast kijkt hoe het dier leeft. Er bestaat bovendien ook een ‘sociaal kasjroet’: hoe worden de boeren betaald voor hun werk en hoe wordt omgegaan met de mensen die in de fabrieken werken.” Weliswaar is het per regel niet duidelijk waarom die er is, maar er zit wel degelijk een gedachte achter alle voorschriften bij elkaar, meent Zeidler. “Het idee is dat we niet alleen voor onszelf moeten zorgen, maar ook voor toekomstige generaties.” 

Dezelfde richtlijnen 

Davy Hoolwerf, die zijn christelijke traditie graag met de joodse inzichten verbindt, legt uit hoe de Bijbel en de Tenach voor hem dezelfde principes van verantwoordelijkheid voor onze wereld bevatten, maar in zijn ogen op een meer pragmatische manier. Zo merkt hij op dat zijn christelijke traditie niet veel op heeft met de spijswetten waarover Zeidler spreekt. “Daar hoeven wij ons niet aan te houden”, meent hij. Mogelijk dat het hierdoor komt dat zaken als dierenwelzijn, klimaat en milieu, kwesties zijn die jaren onderbelicht waren in delen van de Protestantse Kerk. Zeker in meer behoudende regionen, ziet de predikant, staan zaken als het verminderen van vleesconsumptie als een manier om dierenleed en milieuschade te verminderen pas relatief kort op de agenda. 

Verantwoordelijk 

De van huis uit christelijk gereformeerde Hoolwerf heeft zelf ook een ontwikkeling doorgemaakt. “Mijn vrouw en ik zijn tegenwoordig veel bewuster bezig met wat we eten. Dat betekent dat je niet altijd voor het goedkoopste moet gaan. Zo leven we ook onze kinderen voor.” Zijn inspiratie haalt hij uit dezelfde teksten als Zeidler. “Want de Tenach is ook onderdeel van de Bijbel, het is het Oude Testament. De Thora, de eerste vijf bijbelboeken, is ook onze richtlijn voor het leven. Dus ondanks dat we dan niet de letterlijke regels toepassen – dat zou ook bijna niet kunnen – haal ik daaruit wel normen en waarden hoe ik mijn leven inricht. Ik heb ook wel preken gehouden waarin ik die achterliggende gedachte naar voren probeer te laten komen. Je bent gewoon verantwoordelijk voor de schepping en dus heeft dat gevolgen voor hoe je omgaat met dieren, mensen en milieu.” 

Al blijft het in de praktijk soms schipperen, merkt hij. “Ik heb in Ede een gemeente met tienduizend leden, er wordt verschillend gedacht. Maar zeker de jongere generatie stelt echt wel die kritische vragen. Bijvoorbeeld die keer toen we als gemeente een barbecue hielden. Ja, want waarom altijd een barbecue waar je net zo veel vlees eet als je maar wilt? Daarom werd naar iets anders gezocht. Ik vind dat een goede ontwikkeling. Ik denk dat dat ook inherent is aan je geloof vormgeven.” 

Individuele plicht 

De verandering in het denken die de rabbijn en de dominee schetsen, vindt ook plaats buiten kerk en synagoge. Al is het geloof geen voorwaarde om je te bekommeren om de schepping, toch vindt het duo het belangrijk om hun zienswijze religieus te funderen.  

Hoolwerf: “We hebben de aarde in bruikleen gekregen.” Zeidler knikt instemmend en vult aan: “De aarde is niet van ons, de aarde is van God. Wij zijn hier gasten en we moeten ons netjes gedragen. We moeten ons bewust zijn van de gevaren die er zijn als we meer van de aarde vragen dan goed is, dan de aarde aankan. Wij zijn Gods partners hier op aarde. Dat is een last en een verantwoordelijkheid die wij als mensen op ons hebben gekregen. Wij zijn hier verantwoordelijk voor de aarde en als wij het verpesten, dan is er niemand na ons die het kan goedmaken.” Hoolwerf denkt even na, dan: “Ik ben niet zo optimistisch over de mensheid.” Zeidler: “Als ik mijn plastic wel scheid en mijn buurman doet het niet, waarom zou ik het dan wel doen? Ook als we weten dat wij het misschien niet gezamenlijk kunnen volbrengen, ontslaat je dat niet van je individuele plicht. Jij moet handelen alsof jouw daden het juiste evenwicht kunnen herstellen.”  

Nieuwe aarde 

Hoolwerf vertelt dat de zorg voor de wereld van nu in zijn ogen niet het hele verhaal is. “Hier en nu hebben we alle verantwoordelijkheid te dragen om te keren wat we keren kunnen. Maar ik kan als individu ook niet zó veel. Denk alleen al aan de klimaatverandering, die ontwikkeling is zo groot. Dat kan mij fatalistisch maken.” Daarom wil hij ook op ‘een tweede lijn’ wijzen. “Alles wat ik zie, de oordelen in het bijbelboek Openbaring die over de aarde trekken om het zo maar eens uit te drukken, maakt ook dat ik verlang naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, die we helaas niet hier zullen realiseren.” Hoolwerf legt uit wat hij daarmee bedoelt. “God roept mij om er alles aan te doen wat ik kan in deze wereld. En tegelijk gaat deze hele schepping ook naar een einddoel toe dat God voor ogen heeft. Dat is het koninkrijk van God dat ooit werkelijkheid gaat worden. Ik geloof dat er een toekomst is waarin de aarde vernieuwd zal worden.” 

In het jodendom speelt het idee van een nieuwe aarde geen rol, merkt Zeidler op. “Het jodendom denkt niet dat als de Messias komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ontstaat. Het is ook dan dezelfde hemel en dezelfde aarde”, zegt ze. “Volgens mij geldt: als wij de aarde verwoesten is er niemand die die kan herstellen. Die zorg is niet alleen een plicht voor onszelf in het heden, maar ook voor de mensen na ons.”

 lees verder
 
Vlootpredikant Johan Trouwborst: 'Ik ging van missie naar presentie: ik ben tochtgenoot'

  • sinds anderhalf jaar hoofd geestelijke verzorging bij de Koninklijke Marine; sinds 2004 vlootpredikant, daarvoor zes jaar gemeentepredikant in Goudriaan en Ottoland 
  • studeerde theologie in Utrecht en volgde de opleiding tot Gestalttherapeut bij de Nederlandse Stichting Gestalt 

Hoe ervaar je je roeping? 

“Ik ben in de wieg gelegd voor het werk dat ik doe. Dat heeft te maken met mijn ontwikkeling. Het was een grote stap van het werken in twee kleine gemeenten naar de wereld van de Marine. Ik vroeg me af: wie ben ik hier als dominee? Mijn eerste preek aan boord ging volledig over de hoofden heen. Ik moest mezelf opnieuw uitvinden. Niet zenden, maar boodschap hebben aan mensen. De weg naar de ander begint bij mij, ik moet zélf tevoorschijn komen. Ik ben gegaan van missie naar presentie: ik ben mijn eigen instrument, ik ben tochtgenoot. De Marine was mijn reality-check.” 

Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken? 

“Dat ik mezelf mag zijn en dat ik me vrij kan voelen. Als je met elkaar lang van huis bent, schept dat een band. De aanwezigheid van een dominee blijkt dan in een behoefte te voorzien, mensen willen hun verhaal kwijt. Als dominee heb ik een vrije rol. Die mag ik zelf invullen. Ik voel mij in mijn eigenheid gekend. Ik ben dol op de kerk en tegelijk blij dat ik in de buitendienst zit.” 

Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt? 

“Door goed voor mijn eigen vuur te zorgen, alert op wat ik zelf nodig heb. Vroeger was ik te bescheiden, ik durfde nauwelijks ruimte in te nemen. In de Gestaltopleiding heb ik geleerd dat dat om een tegenpool vraagt: ik moet ook opkomen voor wat ik zelf nodig heb. Anders raakt een mens uit het lood. Dus niet te veel willen voldoen aan verwachtingen, vrij op de grens van het contact.” 

Welk onderdeel van je werk doe je het liefst? 

“Varen, samen in hetzelfde schuitje zitten. Je deelt veel met elkaar. Afscheid nemen van thuis blijft lastig, maar eenmaal aan boord vind ik snel mijn draai. De laatste jaren ben ik meer bezig met de aansturing van het operationele bedrijf. Eigenlijk ben ik uitgevaren, ik mis het wel.” 

Welke scholing heb je voor het laatst gevolgd? 

“De opleiding tot Gestalttherapeut. Ik schreef mijn scriptie over de rol van lichamelijke gewaarwording in geestelijke presentie. Als geestelijk verzorger bij de Marine werd ik op mezelf teruggeworpen. Door in de Gestalt te duiken ben ik in mijn lichaam geland. Mijn lichaam blijkt niet alleen een bron van informatie, mijn lijf betekent mijn situatie. Mijn eindscriptie theologie ging over de menswording van God, nu ging het over die van mij.” 

Zie je in je werk Gods Geest aan het werk? 

“Volop, Gods Geest zweeft boven de wateren. In mensen die ergens mee worstelen en toch de moed hebben om daarmee voor de dag te komen, in alle kwetsbaarheid soms. De zee kan flink tekeergaan, ook in ons eigen leven. Als die dan tot bedaren komt door een of meer gesprekken, ervaar ik dat als werk van de Geest. En als het contact echt was, weten mensen me jaren later nog te vinden. Laatst belde iemand me op met de vraag om gedoopt te worden. Sinds 2017 hadden we geen contact meer gehad.”  

Welk boek, welke film of podcast raad je collega’s aan? 

“De film Het zoutpad, gebaseerd op het gelijknamige boek. Het speelt op de grens van land en water. Twee mensen die alles kwijt zijn geraakt ontdekken noodgedwongen de helende kracht van wandelen. Juist in het verlies zit de heling.” 

Heb je een bijbeltekst die met je meegaat? 

“Nee, maar wel mensen die met me meereizen. De franciscaan Theo Zweerman van wie ik les kreeg tijdens mijn hoofdvak aan de Katholieke Universiteit in Utrecht. Hij schreef een prachtige bundel: Om de eer van de mens. Ook Jean-Jacques Suurmond, noem ik, om zijn speelsheid en creativiteit. Heel origineel. En Henk Vreekamp. Hij beschrijft zo mooi dat de heiden vlak onder onze huid zit. Het water van de doop is maar een flinterdun vliesje.” 

Wat hoop je voor de toekomst van de kerk? 

“Ik heb het gevoel dat die toekomst begonnen is, dat het dieptepunt geweest is, dat er weer beweging gaande is. Ik hoop dat we met elkaar op post blijven staan, de schoonheid van de liturgie beleven en omzien naar elkaar. Zelf ervaar ik mijn thuisgemeente in Sneek als een fijne plek, ik ben er graag stamgast.” 

 lees verder
 
Hoe geeft de kerk vorm aan haar identiteit?

Kerk als ontdekkingstocht

Kerk-zijn is een ontdekkingstocht, een dynamische werkelijkheid die niet in vaste vormen kan worden opgesloten. De kerk is voortdurend in aanbouw. Deze gedachte vormt het uitgangspunt voor het nadenken over hoe kerk-zijn vorm krijgt, zowel in proefplekken als in bestaande gemeenten.

Twee belangrijke Bijbelse begrippen

Het Nieuwe Testament kent twee Griekse woorden die inzicht geven in wat kerk betekent. Het eerste is ekklesia, letterlijk 'uitgeroepen'. Dit verwijst naar de Griekse volksvergadering van vrije burgers die door een heraut werden opgeroepen voor informatie en beraad. Kozen de nieuwtestamentische schrijvers bewust voor dit seculiere woord om de gemeente van Christus aan te duiden? De kerk is de gemeenschap van mensen die 'de Stem van de Roepende' hebben gehoord en zich hebben toegewijd aan Jezus Christus en zijn Weg.

Het tweede woord is kuriakos, wat 'van de Heer' betekent. Dit komt slechts twee keer voor in het Nieuwe Testament, maar helpt bij het verstaan van wat kerk werkelijk inhoudt. De kerk is kuriakos, van de Heer.

Jezus Christus als eerste liefde

Wanneer beide begrippen worden samengenomen, ontstaat het beeld van de kerk als gemeenschap van mensen die uit hun gewone doen zijn weggeroepen om zich te verbinden met de Heer Jezus Christus en zijn Weg. Zonder Jezus blijft er niets van de kerk over. Een kerkelijke gemeenschap die voluit christelijk wil zijn, kan niet anders dan op een niet-opdringerige manier over haar eerste liefde, Jezus, spreken.

Dit betekent echter niet dat Jezus altijd direct moet worden gecommuniceerd. Recent onderzoek toont dat Jezus voor slechts 22% van de Nederlanders inspiratie biedt, vooral rond de waarde 'eerlijkheid'. Er lijkt een verschuiving te zijn: Jezus wordt minder gezien als degene die ons verzoent met God en meer als belichaming van algemeen menselijke waarden.

Vier kernbegrippen voor kerk-zijn

Het vormgeven van kerk-zijn kan worden verstaan vanuit vier kernbegrippen: christelijke spiritualiteit, gezamenlijkheid, dienstbaarheid en verbondenheid.

Spiritualiteit: excentrisch leven

In een tijd waarin de vanzelfsprekendheid van de kerk voorbij is, komen basale vragen op. Als Jezus Christus zijn kerk in stand houdt en bouwt, hoe ziet dat er dan uit? Het bijzondere van de kerk is dat haar centrum buiten haarzelf ligt. Wanneer zij dicht bij haar kern is, is zij buiten zichzelf. De kerk zal altijd blijven zeggen: 'it is not about me'.

De uitdaging is excentrisch te leven en ruimte te maken voor de Geest. Eeuwenlang was de kerk vanzelfsprekend, maar nu is er alleen toekomst als de belofte van Jezus' nabijheid nog altijd waar blijkt te zijn.

Gezamenlijkheid: een gemeenschap van ongelijken

Jezus kiest zijn leerlingen zelf uit, heel divers: van Levi de tollenaar tot Simon de Zeloot. De kerk is een 'gemeenschap van ongelijken'. Mensen worden aan elkaar gegeven, niet op basis van sympathie of sociale herkenning. Dit wordt uitgedrukt in de aanspraak 'broeders en zusters' - familie kies je immers niet zelf.

Kerken werkten traditioneel met heldere grenzen: iemand hoorde erbij of niet. Maar de samenleving is meer en meer 'ontgrensd' en fluïde geworden. Veel gemeenschappen denken nu concentrisch: niet de grenzen zijn scherp, wel het centrum. Zoals een Australische veeboer geen hek plaatst, maar een waterput waar het vee naar terugkeert. Er zijn geen grenzen, er is enkel een levensnoodzakelijk centrum.

Dienstbaarheid: ‘zijn met’

Het diepste wezen van het evangelie wordt niet gevangen met 'doen voor', maar met 'zijn met'. Jezus is Immanuël, God met ons. Geloofsgemeenschappen hoeven niet altijd zelf het initiatief te nemen, maar kunnen ook initiatieven van anderen ondersteunen. Zo krijgt 'zijn met' op het niveau van de gemeenschap als geheel concreet gestalte.

Verbondenheid: deel van het lichaam

Geloofsgemeenschappen zijn vaak in zichzelf gekeerd en hebben niet altijd boodschap aan andere christelijke gemeenschappen. Maar het beeld van het Lichaam van Christus kan ook worden toegepast op het niveau van geloofsgemeenschappen zelf. Zij vormen samen, in al hun veelkleurigheid, het ene Lichaam van Christus.

Een gemeenschap kan niet geïsoleerd functioneren. Proefplekken weten elkaar meestal wel te vinden, maar een goede verstandhouding met klassieke vormen van kerk-zijn is niet altijd vanzelfsprekend. 'Oud' en 'nieuw' kunnen veel baat hebben bij contact en uitwisseling.

Mensen van de Weg

We leven niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk. Dat geldt ook voor de kerk. De eerste christenen werden 'mensen van de Weg' genoemd. Die Weg is onverwoestbaar en kan elke tijd trotseren. Het gaan van die Weg kan op vele manieren. Vormen veranderen en zullen blijven veranderen. Maar als de kerk een gemeenschap blijft van mensen van de Weg - op welke manier dan ook onderweg - dan zal er toekomst zijn.

Dit artikel is een samenvatting van artikel 5 uit de serie kernthema's voor proefplekken, geschreven door Sake Stoppels. Het volledige artikel met uitgebreide theologische onderbouwing en verwijzingen is te downloaden als PDF.

 lees verder
 
Kerkelijk spreken over de oorlog tussen Hamas en Israël

Verbondenheid betekent dan vervolgens niet dat je zwijgt. In de visienota Uw Koninkrijk kome (2024), vastgesteld na het synodale beraad van onze kerk, zit de opdracht voor de kerk om zich uit te spreken.  

Luisteren naar de stemmen

Voor ons als Protestantse Kerk ontstaat dit appel ook door het luisteren naar de stemmen van mensen met wie we een commitment hebben. Met Father Bashar bijvoorbeeld, in het christelijke dorp Taybeh op de Westbank. Hij vertelt over het toenemende extreme kolonistengeweld dat zij ondergaan. Met Daoud Nassar, een Palestijnse christen, die met zijn familie vlak bij Bethlehem woont en op dit moment fysiek bedreigd wordt door illegale en onrechtvaardige intimidatie. Het is een venster op de dagelijkse werkelijkheid van een settlement-politiek op de West Bank die hem, en vele anderen, acuut bedreigt.  

Het is ook een venster op de situatie van de kerk in Palestina. Daarbij roepen Palestijnse broeders en zusters in Christus, samen met hun volk, ons op het onrecht te zien en te benoemen wat zich in Gaza voltrekt. De vernieling van de infrastructuur van hun cultuur, het verdreven worden uit je huis, de schending van grondrechten en mensenrechten, de asymmetrie van de macht, de dood van duizenden mensen, jong en oud - ze zijn ten hemel schreiend. Als kerk mogen we hier niet van wegkijken. We spreken ons hiertegen uit en doen een beroep op hen die macht en invloed hebben dit onrecht te beëindigen. Publiekelijk en achter de schermen uiten we als moderamen van onze kerk dit dringende appel, en we ondersteunen organisaties en mensen die dit ondergaan. 

Tegelijk weten we ons verbonden met het Joodse volk. We horen vanuit de Joodse gemeenschap in Nederland, waarmee we verbonden zijn, hoezeer intimidatie, bedreigingen en haat een dagelijkse werkelijkheid voor hen zijn. Joodse scholen moeten bewaakt worden, studenten durven niet naar college te gaan, openlijke expressie van je Joodse identiteit in ons land is gevaarlijk geworden. Het is ontoelaatbaar en onaanvaardbaar. 

Met afschuw zien we het oplaaiend antisemitisme dat wereldwijd exponentieel toeneemt. Wij herinneren ons de gruwelijke moordpartij van Hamas op 7 oktober 2023. De rouw om de doden, de dagelijkse herinnering aan de gegijzelde Israëli, het zorgt voor een permanente wond in de Joodse gemeenschap wereldwijd.  

In het geweld van Hamas is de haat tegen Israël en de wil haar te vernietigen een openlijke drijfveer. Wij spreken ons daartegen uit en wij roepen hen die macht en invloed hebben op om de ideologie van Hamas tegen te spreken en om vrijlating van gijzelaars te bepleiten. Israël heeft recht op een veilig land. Daar houden we als kerk aan vast en dat bepleiten we net zo sterk als we dat doen voor het Palestijnse volk. 

Kerk als leergemeenschap

In onze visienota wordt de kerk geschetst als een leergemeenschap. Dit leren gebeurt in de ontmoeting. Dat is fundamenteel. Je kunt in dit vraagstuk niet leren wanneer je niet luistert naar de stem van het levende Jodendom en van Palestijnse christenen. Naar beide hebben wij lange tijd onvoldoende geluisterd. Dit is dus een leerweg vol bezinning en inkeer, zelfkritisch kijken naar je eigen theologie en taal, naar de rol van macht, huidskleur en context. Theologisch gezien kun je dit ook zien als een opdracht tot de heiliging van de Naam. Hoe spreken wij recht over God? Welk spreken verduistert zijn Naam? Juist in de context van crisis, simplificeringen en vervreemding, intensiveren we als Protestantse Kerk in Nederland kerk deze leerweg-in-de-ontmoeting. Wij geloven dat God ons hierin wijsheid, daadkracht en onderscheidingsvermogen zal geven. 

Als landelijke kerk nemen we het initiatief voor theologische ontmoetingen tussen de vele verschillende stemmen in dit vraagstuk. We proberen gezamenlijk grondwoorden te vinden in de Schriften, in onze tradities en in de ervaring van wie lijden, om voor vandaag de taal van God te vinden. Als landelijke kerk ontwikkelen we middelen om op deze manier het gesprek in de lokale gemeenten te voeren, en we attenderen op manieren waarop je je in kunt zetten. Op veel plekken gebeurt het gesprek op een moedige, waardige manier. Op andere plekken wordt het gesprek gemeden omdat de gemoederen te oververhit zijn. Daar heeft de dienstenorganisatie handreikingen voor ontwikkeld. Dit gesprek maakt namelijk weerbaar. Het verrijkt het geestelijke leven wanneer je leert kijken vanuit meerdere perspectieven, wanneer de Schriften op een nieuwe manier opengaan en wanneer oprechtheid en geloof ontdekt worden in anderen waarvan je dacht dat ze je vreemd waren. Zo hopen we gemeenschappen te zijn die zich niet uit elkaar laten trekken door complexe vragen en giftige verhoudingen. 

Woorden geven aan verdriet

Laten we in dit alles vooral ook woorden geven aan het verdriet over alle doden en het grove geweld. Over de impasse en het lot van volkeren gegijzeld door nietsontziende machthebbers. De kerk is een van de weinige plekken waar ruimte is voor stilte en het niet-meer-weten. Voor de klacht, het klaaglied en het kyrië. We verzetten ons daarmee tegen de stuitende ideologisering van de doden. Alsof de ene dode betreurenswaardiger is dan de andere. In de visienota wordt de verwonding expliciet genoemd. Kun je het trauma van de ander zien, erkennen en eren? Laat de liturgie niet de zoveelste plek van debat zijn maar allereerst ook een plek van piëteit, tedere omgang met het verdriet van zo veel mensen. Een plek om God in onze nood aan te roepen en met hartstocht de Bijbel te bestuderen op zoek naar woorden voor nu. 

Als de kerk wereldwijd oproept tot gebed in deze tijd is dat een veeleisende oproep. ‘Elke keer als ik mijn gebedenboek open’, schreef Abraham Heschel in de tijd van de Vietnamoorlog, ‘zie ik de gezichten voor me van door napalm verbrande kinderen.’ Geestelijk leven is je niet afsluiten voor deze wereld, haar onrecht en verdriet, maar die dramatiek doorleven met God. Je opent je gebedenboek en je ziet puin, honger, haat, dode journalisten, moeders van gegijzelde jongens. Wij weten uit de profetische traditie van onze kerk dat vernieuwing en verzet geboren worden vanuit oplaaiend geestelijk leven. Zou de Israëlzondag dit jaar dit karakter kunnen krijgen: het vasten, het kyrië, het indringende appel op God, het beraad over hoe we lokaal vormgeven aan ons geloof in de weg van Jezus? 

Hart van het christelijk spreken

Het hart van het christelijke spreken ligt in Jezus Christus. In Christus zijn wij verbonden met christenen wereldwijd. In Hem krijg je lichamelijk pijn over onrecht. Door Hem zijn wij onopgeefbaar verbonden met het volk Israël. Vanuit Jezus Christus ontstaat een weefsel van verbindingen. Als kerk zoeken we naar de weg van Jezus nú en die krijgt vorm in een praxis, in dagelijkse oefeningen om als gemeenschap de weg van verzet en vrede te gaan, en in het steunen van wie deze weg ook gaan. Juist als we overal kapotmakers aan het werk zien, in het klein en in het groot, in de schepping en in de geschiedenis, herinneren wij onze verknochtheid aan Jezus Christus, de Kurios, die een ander koninkrijk belichaamt.  

Als landelijke kerk wenden we onze invloed aan om dit brede appel hoorbaar te maken. Door te opiniëren, ons publiekelijk uit te spreken, contact te zoeken met wie politieke invloed heeft en hen te bewegen tot daadkracht, door nieuw materiaal te ontwikkelen voor lokale gemeenten, door ontmoetingen te faciliteren tussen allerlei soorten mensen die de weg van de vrede zoeken, en door organisaties te steunen die deze weg herkennen en beoefenen. 

Het conflict in het Midden-Oosten staat niet op zichzelf. We zien daar de fnuikende effecten van autocratisch leiderschap, de verzwakking van de democratie en het recht, het effect van cultuuroorlogen waardoor mensen elkaars meningen niet meer kunnen verdragen en vijanden worden van elkaar. Er beweegt een vloeibare woede door onze tijd, en die trekt door alle politieke kleuren heen. Als je weet hoe sterk het kwaad in deze wereld is, het groeit snel als onkruid, zegt de psalmist, dan ben je alert. Als je schrikt van geweld en desintegratie van een samenleving ‘dáár’, let dan goed op ‘hier’! Woede kan omslaan in razernij. Er zijn gemeenschappen nodig die een remmende werking hebben op haat en vervreemding. Dit is de tijd om de helende kracht van het evangelie met elkaar te hervinden en ervan te getuigen, zodat uit de kerk een ander lied klinkt. 

 lees verder
 
Wie is Eugen Drewermann? 

Wie is Eugen Drewermann? 

Eugen Drewermann werd geboren in 1940 in Bergkamen (in het Ruhrgebied) als zoon van een voorman bij de mijnbouw. Hij studeerde theologie in Paderborn en Münster. Toen hij als kapelaan in het kuuroord Bad Driburg ontdekte dat de kerkelijke theologie tekortschoot om mensen in hun noden bij te staan, ging hij psychoanalyse studeren in Göttingen. Wie God dichter bij mensen wil brengen moet ook weten wat er in de ziel van mensen leeft.  

In dit spoor is Drewermann verdergegaan en hij schreef talloze boeken. Hij ontwikkelde daarin een manier van bijbellezen die rechtdoet aan het symbolisch karakter van de Bijbelse verhalen. Om mensen beter te kunnen begrijpen in waar zij vandaan komen en in wat hen kenmerkt, verdiepte Drewermann zich in de antropologie, biologie, kosmologie en neurologie. Al deze natuurwetenschappelijke gebieden bracht hij in gesprek met de theologie. Naast zijn werk als auteur is hij een veelgevraagd spreker en staat mensen pastoraal bij.  

In 2007 werd er in Nederland een studiekring opgericht, die Drewermann jaarlijks uitnodigt op studiedagen en zich inzet om werk van hem te vertalen.  

Wanneer hoorden we voor het eerst van hem?  

Het was Nico ter Linden die Eugen Drewermann voor het eerst naar Nederland haalde (in 1990) en de presentatie van Drewermanns Marcuscommentaar Beelden van verlossing verzorgde. In zijn toespraak haalde Ter Linden een collega aan die stelde dat wie Drewermann leest, door Amsterdam loopt. Blijkbaar brengt de bijbeluitleg van Drewermann het evangelie dicht bij de mensen en laat hij zien dat achter de taal van de evangelist Marcus een intentie schuilgaat die mensen nog steeds kan aanspreken en bijstaan.  

Inmiddels heeft Drewermann alle evangeliën van commentaar voorzien. Onlangs bracht hij een boek over de Romeinenbrief van de apostel Paulus uit met als titel: Alles is genade. Als volgeling van Jezus van Nazaret zet Drewermann zich onvermoeibaar in voor de vrede en uit hij scherpe kritiek op het maken en gebruiken van wapentuig. Alleen vrede zelf is de weg naar vrede.  

Waarmee is hij bekend geworden?  

In Nederland heeft Drewermann nooit de bekendheid gekregen die hij in Duitsland heeft. De meeste aandacht voor zijn persoon en werk kwam naar voren na 1990. Van officiële zijde van de Rooms-Katholieke Kerk kreeg Drewermann al veel kritiek op zijn symbolische bijbeluitleg en toen zijn boek Kleriker verscheen (Nederlandse vertaling: Functionarissen van God. Psychogram van een ideaal, 1994) had dat grote gevolgen voor hem. In dit boek kwam hij onverbloemd met zijn hervormingsprogramma naar voren en bleek zijn streven niets anders dan geloven in vrijheid. Toen Drewermann door aartsbisschop Joachim Degenhardt op het matje werd geroepen en gevraagd werd om Bijbelse beelden (zoals de maagdelijke geboorte) letterlijk te nemen, weigerde Drewermann dat. Als gevolg daarvan werd hem zijn leer- en preekbevoegdheid ontnomen. Ook werd hij uit het ambt gezet als hulpkapelaan van de parochie St. Georg. Een en ander bleef niet onopgemerkt in de buitenlandse pers. Wereldwijd werd Drewermann genoemd en geroemd als een nieuwe Maarten Luther (Le Monde, 18-2-1992, Time International, 24-8-1992).  

Wat kunnen gemeenten met zijn gedachtegoed?  

Veel gemeenteleden stellen vragen bij bijbelverhalen. Als we die verhalen niet letterlijk moeten nemen, wat hebben ze ons dan nog te zeggen? Juist daar sluit de uitleg van Drewermann bij aan. Consequent stelt hij voor om alle uiterlijke feiten te vertalen naar innerlijke waarheid. De uittocht uit Egypte bijvoorbeeld wordt in deze visie de zoektocht van ieder mens naar innerlijke vrijheid. Elke etappe op de weg naar het beloofde land krijgt zo een duiding die innerlijke groei en kracht aanmoedigt zonder dat dit een ander kwaad doet.  

Termen als ‘uitverkoren volk’ en ‘beloofde land’ krijgen een herinterpretatie, die absoluut noodzakelijk is en nu helemaal met het oog op wat er in Gaza gebeurt.  

Waar zien we de doorwerking van zijn gedachtegoed?  

In veel gemeenten worden gesprekskringen gehouden die bij de uitleg van Drewermann in de leer gaan. De Protestantse Kerk gaf een reeks boekjes uit met als titel: Bijbelse verhalen als spiegel van de ziel. Hoewel uitverkocht worden ze nog steeds gebruikt en lijkt er een nieuwe honger te ontstaan naar een omgang met de Bijbel die mensen troost en bemoedigt en Jezus van Nazaret op een nieuwe wijze toegankelijk maakt.  

Drewermann, die inmiddels 85 jaar is, heeft geen school gemaakt. Hij heeft er nooit naar gestreefd om volgelingen en aanhangers te werven. Zijn doel is om mensen te helpen zelf volwassen en verantwoordelijke gelovigen te worden, die op eigen benen kunnen staan en zo veel voor anderen kunnen betekenen. Zijn grootste wens is – toen ik hem er onlangs naar vroeg – dat mensen Jezus van Nazaret serieus nemen. Niet alleen in hun persoonlijk geloofsleven, maar ook in de samenleving en in de politiek.  

Eugen Drewermann bezoekt de Westerkerk in Amsterdam op 10 oktober. Dan wordt de Nederlandse vertaling van zijn commentaar op het Johannesevangelie gepresenteerd. Meer informatie via drewermann.nl en skandalon.nl. 

 lees verder
 
Een haalbare missie voor kerkplekken

Het 'waarom' van de missie - wat het leidende team drijft om een nieuwe inclusieve gemeenschap op te bouwen - gaat vooraf aan alle activiteiten en zorgt voor motivatie om te beginnen én vol te houden.

Gods missie als inspiratiebron

Missie wordt binnen de pionierende beweging van proefplekken omschreven als 'vanuit liefde in beweging komen ter wille van anderen namens God'. Hiermee wordt bewust aansluiting gezocht bij Gods grote missie, de Missio Dei. Zoals Jezus in Johannes 20:21 zegt: 'Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.' Het leidende team en andere betrokkenen worden uitgenodigd deel te nemen aan Gods missie, waarbij er steeds nieuwe kracht komt om in beweging te komen.

Gods missie wordt wereldwijd zichtbaar op verschillende manieren. De Bijbel maakt duidelijk dat God schept, herstelt, bloei brengt, genezing en bevrijding geeft, gemeenschappen bouwt en plekken zegent met geloof, hoop en liefde. Deze wijdte van Gods missie biedt enorme inspiratie om van daaruit naar de eigen context te kijken.

Vijf dimensies van Gods missie

De vele mogelijkheden om mee te doen in Gods missie kunnen worden samengevat met vijf onderling verbonden werkwoorden:

  1. Vertellen - Woorden geven aan het goede nieuws van Jezus over Gods nieuwe wereld, zowel bij vieringen als in het dagelijks leven.
  2. Vormen - Leren hoe Jezus praktisch gevolgd kan worden als leerling, mensen inwijden in het christelijk geloof en ze geestelijk doen groeien door onderwijs en gemeenschap.
  3. Voorzien - Zorg voor mensen in nood door liefdevol te dienen met aandacht, geld, tijd en netwerk, waardoor mensen die lijden hulp ontvangen.
  4. Verzetten - Verzet tegen onrecht en onrechtvaardige structuren om zo Gods goedheid en rechtvaardigheid te laten zien, zoals strijd tegen armoede of keuzes voor eerlijke handel.
  5. Verzorgen - Zorg voor en bescherming van Gods schepping door een bewuste levensstijl,  verantwoordelijkheid nemen in samenwerking met anderen en het delen van het grote verhaal van Gods missie.

Deze diversiteit toont dat Gods missie het volle leven raakt. Niet elke gemeente of proefplek zal alle werkwoorden in dezelfde mate in praktijk brengen, maar leidende teams kunnen evalueren welke dimensies zij benadrukken, welke meer aandacht verdienen en welke zij nog zouden kunnen toevoegen.

De route bijstellen: kort-cyclisch werken

Eenmaal onderweg naar de stip op de horizon moet elk team dat de kar trekt regelmatig terugkeren naar de missie. Pionieren en als gemeente in beweging blijven, is weerbarstig. Het vraagt om het blijven toetsen en zo nodig bijstellen van de route tijdens de reis. Dit wordt 'kort-cyclisch werken' genoemd: werken in korte periodes gevolgd door evaluatie, waardoor snel kan worden ingespeeld op zowel risico's als positieve resultaten.

Belangrijke vragen daarbij zijn: Wat brengt ons in beweging? Zien wij nog steeds kansen?  Waar staan we nu en waar willen we staan over 1-3 jaar? Is er een goede basis voor samenwerking?

Biddend observeren

Voor spirituele evaluatie kunnen de drie B's helpen:

Beweging - Waar is leven en groei zichtbaar? Waar ervaren we vreugde, energie en 'open deuren'?

Blokkade - Waar ervaren we weerstand, leegte of structurele spanning die vraagt om heroverweging?

Bevestiging - Wat bevestigt God door de Bijbel, anderen, gebed en gemeenschappelijk luisteren?

Valkuilen herkennen

Wanneer de missie stagneert, is vaak het viervoudig luisteren tekortgeschoten: naar de eigen groep, de omgeving, Bijbel & gebed en de bredere kerk.

Eigen groep: De missie komt niet tot leven (te groot of vaag), is te rigide geworden, of is verwaterd doordat niet iedereen meer weet wat de richting is.

Omgeving: De missie sluit niet aan op de context, omdat er te weinig geluisterd is naar mensen in de buurt of omdat activiteiten niet blijken te werken.

Bijbel en gebed: De missie wordt een puur zakelijk project, waarbij te veel op eigen inzicht wordt geleund in plaats van op Gods leiding.

Bredere kerk: De missie staat te veel op zichzelf, vindt al elders plaats, of wordt niet breed gedragen door de achterban.

Praktijkvoorbeeld

Een voorbeeld is 'Hart voor West' in Rotterdam. Na opheffing van een kerkgebouw ontstond vanuit het verlangen dat 'het Woord zou blijven klinken in de wijk' eerst een diaconale organisatie. Door crises heen - waaronder gebrek aan een gebouw en wisselingen van teamleden - bleef het team in gebed zoeken naar Gods richting en herijkten ze hun missie. Telkens kwamen er onverwachte mogelijkheden, die als antwoord op hun gebed en hun inzet werden ervaren en waar het team mee kon bijsturen. Na enkele jaren toonde onderzoek van de gemeente Rotterdam aan dat de sociale gezondheid van de wijk significant was verbeterd.

Conclusie

Een haalbare missie vraagt om balans tussen droom en werkelijkheid, tussen geestelijke leiding en praktische uitvoering. Door regelmatige evaluatie, viervoudig luisteren en openheid voor bijstelling kan elke gemeente groeien in haar deelname aan Gods grote missie. Elk met hun eigenheid, maar allemaal met het verlangen om namens God vanuit liefde in beweging te komen ter wille van anderen.

Dit artikel is een samenvatting van het verdiepende artikel "Mission: possible - Over een haalbare missie" door Petra de Jong-Heins. Het complete artikel met verdere uitwerking en bronvermelding is beschikbaar als PDF download.

 lees verder
 
Hoe willen we als kerk bekendstaan? Enquête helpt Hengelo hierbij

Reden om mee te doen  

“Met het oog op een langetermijnbeleidsplan besloten we om Nieuw Kerkelijk Peil in te zetten”, vertelt Hans Voordijk, voorzitter van de diaconie van de protestantse gemeente. “We hebben naast de gemeenteleden verschillende groepen en commissies in de kerk benaderd met de vraag de enquête in te vullen.” De uitvoering vond plaats in maart en april 2022. 219 gemeenteleden met een gemiddelde leeftijd van 63 jaar vulden de enquête in. “Over het algemeen waren dat betrokken en actieve gemeenteleden. Qua leeftijdsopbouw was het een goede doorsnede van onze gemeente.” 

De uitslag 

De uitslag gaf een goede foto van hoe de gemeente erbij staat, meent Voordijk. "Wat echt opviel was dat onze kerk heel nadrukkelijk verbonden is met de samenleving. We hebben allerlei connecties: met het COA, met het inloophuis, met de Voedselbank, en veel gemeenteleden zijn actief in dit soort organisaties. Dat wordt ook sterk gewaardeerd. Voor de toekomst wil de gemeente dan ook graag prioriteit geven aan sociale activiteiten om nieuwe mensen te ontmoeten en aan het verlenen van praktische zorg in moeilijke tijden. Mooi is in dit kader dat de uitslag liet zien dat er in de gemeente bereidheid is om nieuwe dingen te proberen.” 

Welke rol past het best? 

De protestantse gemeente is sinds 7 jaar een fusie van drie gemeenten. “Er moet een soort nieuwe gemeente ontstaan”, zegt Voordijk. “Waar staan we voor? Hoe willen we bekendstaan in onze stad? Wat gaat Hengelo missen als onze protestantse gemeente er niet meer zou zijn? De kerk kan verschillende rollen hebben, welke past hier het best? De enquête heeft hier een richting voor gewezen.” 

Op verschillende beleidsterreinen is al iets aangepakt. “Als het gaat om het diaconaat werd door de enquête bevestigd dat we een grote externe gerichtheid hebben en dat diaconaat niet iets is van een paar diakenen maar breder gedragen moet worden door de gemeente. We proberen gemeenteleden mee te laten helpen bij bijvoorbeeld de wekelijkse eetgroepen en het buddyproject met het COA.” 

Met het vertalen van de enquête-uitslag in het geheel van het langetermijnbeleidsplan is pas onlangs begonnen. "Eigenlijk hadden we dat eerder moeten doen”, vindt Voordijk. “Maar door een predikantsvacature en het staartje van corona hebben we dat op de lange baan geschoven. Gelukkig zijn we nu goed op weg.” 

Lees meer over Nieuw Kerkelijk Peil of volg de gratis webinar hierover.

 lees verder
 
Ds. Werner Pieterse: “Preken zouden meer als een gedicht mogen zijn”  

  • gemeentepredikant in achtereenvolgens Muiderberg, Heinkenszand, Amstelveen, nu in Haarlem-Noord en Spaarndam (twee verschillende kerken); na Muiderberg vier jaar voor Kerk in Actie in de zending gewerkt in Kameroen 
  • studie theologie aan de Universiteit Utrecht, kerkelijke opleiding in Amsterdam (hervormd) 

Hoe ervaar je je roeping? 

“Ik ben ooit aangeraakt door een geheim, laat ik het maar gewoon God noemen. Ik voelde: dit is waar het om gaat en dit is wat ik te doen heb. We hebben als kerk een prachtige bron in handen, vol traditie en schoonheid, waar ik me door gedragen en aangeraakt voel. En dat gevoel wordt sterker naarmate ik ouder word. Ik word langzaamaan orthodoxer geloof ik ...” 

Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken? 

“Dat hangt ermee samen dat ik in een gemeente niet tegen de stroom in hoef te roeien, dat er een gevoel van geestverwantschap is. Ook direct met elkaar communiceren hoort daarbij, dat doen ze in Noord-Holland gelukkig goed. Verder vind ik tijd om me ten volle te kunnen wijden aan de zondagse eredienst belangrijk, net als collegialiteit met collega’s in omliggende dorpen, en ruimte voor studie en bezinning. En ik hecht aan goede muziek in de dienst. Ik ben altijd gezegend geweest met goede organisten die met zorg en een eigen inbreng de dienst mee voorbereiden.” 

Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt? 

“Ik heb ‘tussenruimte’ nodig, ik werk niet een programma af. Ruimte en rust om de verschillende dingen voor te kunnen bereiden. Als ik mezelf die ruimte gun en als die ruimte mij wordt gegund, brand ik niet zo snel op.” 

Welk onderdeel van je werk doe je het liefst? 

“Voorgaan, een mooie kerkdienst, waar iets gemeenschappelijks ontstaat, waar de onderdelen op elkaar inhaken, waar geestverwantschap mag groeien, waar we met elkaar een geloofsweg afleggen. Met een groepje van twaalf mensen bereid ik maandelijks de preek voor, dat is hartstikke leuk. Zij luisteren nu ook anders, zeggen ze. Sommige gemeenteleden vinden misschien dat ik te weinig concreet ben of te weinig advies geef vanaf de kansel. Maar het is voor mij belangrijk om het geheim intact te laten. Ik schep ruimte, ruimte die ik zelf ook verlang. ‘Ik weet het ook niet, maar zal ik je een verhaal vertellen?’” 

Welke scholing heb je voor het laatst gevolgd? 

“Ik volg momenteel de opleiding tot interim-predikant. Ik ben bijbels-theologisch opgeleid, mijn passie ligt echt in de taal, maar deze tijd vraagt ook een ander soort scholing, een ander predikantschap. Ik leer allerlei nieuwe dingen waarover ik nog nooit zo had nagedacht.” 

Zie je in je werk in de kerk dat Gods Geest aan het werk is? 

“Binnenkort doen drie jonge mensen belijdenis van hun geloof. Dat vind ik heel bijzonder. Ze doen het doordacht en doorleefd. Deze tijd roept op een of andere manier ook om verdieping, om nadenken over spiritualiteit, over je ziel. Ik zie het ook in de zondagse diensten, in de vespers in de Veertigdagentijd: taal wordt een werkelijkheid, een gebed wordt meer dan een tekst, noten worden muziek, er gebeurt iets. En ik ervaar deze ook bij bijvoorbeeld stervensbegeleiding. Rond de laatste levensdagen is de geest heel nadrukkelijk aanwezig. Ik heb niet zo veel met de vurige tongen, het heeft meer met ontroering, geraakt zijn te maken.” 

Welk boek, welke film of podcast raad je collega’s aan? 

“Eigenlijk zouden alle dominees Oroppa van Safae el Khannoussi moeten lezen. Misschien moeten dominees sowieso meer literatuur lezen, en poëzie. Preken zijn in onze traditie vaak leerstellig, ze zouden wel wat meer als een gedicht mogen zijn. We hoeven als dominees niet overal een standpunt over te hebben. Over Israël en Gaza kunnen we misschien beter maar eens een boek lezen. En in films komt een hele wereld voorbij waar wij veel taal voor nodig hebben. Elke dominee zou met Kerst een Cinevillepas van de landelijke kerk moeten krijgen.” 

Is er een bijbeltekst die met je meegaat? 

“Ik houd ontzettend van het boek Genesis, daar kom ik altijd weer op terug. Omdat daar het verhaal van God en mensen op de meest pregnante manier verteld wordt. Ik maak geen preek zonder terug te gaan naar de grondtekst, de rijkdom van de Hebreeuwse taal is onwaarschijnlijk. Met name de eerste vijf hoofdstukken, het drama in de tuin, daar staat eigenlijk alles in. Als het gaat om mijn eigen spiritualiteit, mijn eigen voeding, dan word ik daar het meest door geraakt. Dat ‘geraakt zijn’ moet er zijn, er moet iets borrelen, anders hoef ik mijn mond niet open te doen op zondag.” 

Wat hoop je voor de toekomst van de kerk? 

“Ik hoop dat er plekken blijven waar de Schrift open blijft gaan en waar gevierd wordt, dat er het besef is dat er een God is die ons roept tot aanbidding. Het gaat niet om groot en veel. Het model met wijkkerken gaat voorbij. Als er maar ergens in een stad of een dorp één centrale plek is waar de Schrift opengaat.” 

 lees verder
 
Minder geld, minder predikantsuren  - Sint Pancras

“De Protestantse Gemeente Sint Pancras telt 440 leden, waarvan er op zondag gemiddeld 50 tot 60 in de kerkbanken zitten. We zijn vergrijsd en worden steeds kleiner,” vertelt Boersen. “De vrijwillige bijdragen brengen niet meer voldoende op om een fulltime predikant te kunnen betalen. Daarom moesten we een drastische maatregel nemen: de predikant vragen om naar een aanstelling van 60 procent te gaan. We zijn heel dankbaar dat hij daarmee instemde.” 

Te laat ingegrepen 

Volgens Boersen had de kerkenraad eerder actie moeten ondernemen. “We hebben de tegenvallende financiën te lang op zijn beloop gelaten. Achteraf hadden we beter eerder aan de bel kunnen trekken. Dan hadden we de gemeente in het proces mee kunnen nemen en ergens naartoe kunnen werken. Nu moesten we op heel korte termijn een besluit nemen, dat gaf enorme druk. Voor de predikant was het misschien nog wel het heftigst: hij moest opeens fors minder gaan werken. Ons advies aan andere gemeenten is dan ook: schuif zulke beslissingen niet voor je uit.” 

Weinig nieuwe ambtsdragers 

Naast de financiële zorgen speelt er nog een ander groot probleem: het vinden van ambtsdragers. “De kerkenraad is bijna in zijn geheel aftredend en er dienen zich geen nieuwe mensen aan. We onderzoeken daarom samenwerking met twee naburige dorpsgemeenten die tegen vergelijkbare uitdagingen aanlopen. Kunnen we samen één kerkenraad vormen? Het zou mooi zijn als mensen dan taken op zich kunnen nemen zonder dat ze meteen in het ambt hoeven. Voor velen is dat een enorme drempel.” 

Samen optrekken 

De gesprekken over samenwerking gaan verder dan alleen de kerkenraad. “In 2025 gaan twee predikanten met emeritaat, en in de andere gemeente werkt een interim-predikant. Dat schept mogelijkheden. Het is fijn, maar op den duur ook noodzaak, om met elkaar op te trekken. Kerk-zijn is door een kleiner wordende kerk een grotere uitdaging geworden.” 

Dit interview vond plaats in 2024 en is in dat jaar ook verschenen in het blad #protestant. 

Om gemeenten te helpen bij het nadenken over kerk-zijn in de toekomst is de quickscan Kerk in kaart ontwikkeld. Dit instrument helpt kerkenraden om snel een beeld te krijgen van de vitaliteit van hun gemeente, zowel in het heden als met een blik op de toekomst. 

 lees verder
 
Wie was Krijn Strijd? 

Krijn Strijd werd op 18 september 1909 in Rotterdam geboren. Hij begon zijn studie theologie in Leiden en rondde deze in Utrecht af. In 1936 werd hij predikant in Blija, vervolgens in Oisterwijk, Hengelo (OV) en ’s-Hertogenbosch. Daarnaast was hij docent aan de toenmalige academie De Horst en studiesecretaris van de vereniging Kerk en Vrede. In 1968 werd hij door de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk benoemd tot hoogleraar Bijbelse theologie, christelijke Ethiek, praktische theologie en kerkrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij overleed op 30 oktober 1983. 

Wanneer hoorden wij voor het eerst van hem? 

In 1938 verscheen er een pamflet van een aantal Friese dominees. Daarin werd met een beroep op de Bijbel een onvoorwaardelijk neen uitgesproken tegen de oorlog en de mobilisatie. ‘Oorlogsgeweld kan niets verdedigen, wel alles verwoesten.’ Daarom de oproep: ‘Gaat niet de verderfelijke weg van het oorlogsgeweld.’ Krijn Strijd was een van de ondertekenaars. Het pamflet werd in de pastorie van Blija geschreven. Het is dus aannemelijk dat Strijd direct bij het opstellen betrokken was. 

Waarmee is hij bekend geworden? 

Na het pamflet in Blija heeft Strijd zich gedurende zijn hele leven ingespannen voor wat hij geweldloze weerbaarheid noemde: de weerbaarheid die onverbrekelijk verbonden is met het evangelie. De kern daarvan is de verzoening die in Jezus Christus openbaar geworden is. Het kenmerk van deze verzoening is dat de eerste stap eenzijdig gezet wordt en niet afhankelijk is van de schuldbelijdenis van de ander. De barmhartigheid bepaalt de gerechtigheid en niet omgekeerd. Om die reden verzette hij zich na de oorlog tegen de in zijn ogen onbarmhartige behandeling van NSB’ers. Om dezelfde reden verzette hij zich tegen de NATO-politiek die in zijn ogen de vrede niet dient maar de oorlog(sdreiging) aanwakkert. Hij koos ervoor de kritiek op de westerse kapitalistische economische orde serieus te nemen door op te komen voor een democratisch socialisme, dat geweldloos is. 

In 1974 vatte hij zijn gedachten over christelijk geloof en zijn verhouding tot geweld samen in zijn boek Geweldloze weerbaarheid. Uitvlucht? Uitweg? Uitdaging? Het vormt een appel op christenen om de mogelijkheden van geweldloos verzet serieus te nemen; verzet tegen gewelddadige structuren die nationaal en mondiaal mensen knechten. Christenen kunnen daar onmogelijk aan meedoen. Dat wordt hen duidelijk door naar de profeten te luisteren. Als dat niet gebeurt, kan een zakelijk marxistische analyse hen dat duidelijk maken. 

Wat kunnen we in de plaatselijke gemeente in Nederland met zijn gedachtegoed? 

Met een beroep op de profeten en met name Jeremia schetste Strijd hoezeer de dienst van God samenhangt met de dienst aan het volk. Dienst aan de ware God beperkt zich niet tot het persoonlijke leven. Zo’n godsdienst is onvruchtbaar, ook al zijn de rituelen fraai. De profeet verstoort de tevredenheid daarover. Ware dienst aan de ware God richt zich ook op de gemeenschap: op maatschappij, volk, kerk, wereld. De vreemde heren die door het volk en de kerk gediend worden, moeten aangevallen worden.  

Strijds werk is een stimulans om de profeten te lezen en serieus te nemen, maar bovenal om ons, juist in onze dagen, uit te spreken tegen de afgoden Mars (god van de oorlog) en Mammon (god van het geld). 

Zien we de doorwerking van zijn gedachtegoed ergens terug? 

Krijn Strijd is volop betrokken geweest bij de vereniging Kerk en Vrede. Deze vereniging bestaat nog steeds. Zij probeert onder andere zijn gedachtegoed te bewaren en in het huidige debat over oorlog en vrede te actualiseren.  

Veel informatie over deze vereniging is te vinden in het boek dat ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van de vereniging uitkwam: Pacifisme in tijden van oorlog.  

Over Krijn Strijd en zijn werk verschijnt in september 2025 een boekje met als titel: Krijn Strijd, hartstochtelijk getuige van (de) verzoening

 lees verder