Wie was Krijn Strijd? 

Krijn Strijd werd op 18 september 1909 in Rotterdam geboren. Hij begon zijn studie theologie in Leiden en rondde deze in Utrecht af. In 1936 werd hij predikant in Blija, vervolgens in Oisterwijk, Hengelo (OV) en ’s-Hertogenbosch. Daarnaast was hij docent aan de toenmalige academie De Horst en studiesecretaris van de vereniging Kerk en Vrede. In 1968 werd hij door de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk benoemd tot hoogleraar Bijbelse theologie, christelijke Ethiek, praktische theologie en kerkrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij overleed op 30 oktober 1983. 

Wanneer hoorden wij voor het eerst van hem? 

In 1938 verscheen er een pamflet van een aantal Friese dominees. Daarin werd met een beroep op de Bijbel een onvoorwaardelijk neen uitgesproken tegen de oorlog en de mobilisatie. ‘Oorlogsgeweld kan niets verdedigen, wel alles verwoesten.’ Daarom de oproep: ‘Gaat niet de verderfelijke weg van het oorlogsgeweld.’ Krijn Strijd was een van de ondertekenaars. Het pamflet werd in de pastorie van Blija geschreven. Het is dus aannemelijk dat Strijd direct bij het opstellen betrokken was. 

Waarmee is hij bekend geworden? 

Na het pamflet in Blija heeft Strijd zich gedurende zijn hele leven ingespannen voor wat hij geweldloze weerbaarheid noemde: de weerbaarheid die onverbrekelijk verbonden is met het evangelie. De kern daarvan is de verzoening die in Jezus Christus openbaar geworden is. Het kenmerk van deze verzoening is dat de eerste stap eenzijdig gezet wordt en niet afhankelijk is van de schuldbelijdenis van de ander. De barmhartigheid bepaalt de gerechtigheid en niet omgekeerd. Om die reden verzette hij zich na de oorlog tegen de in zijn ogen onbarmhartige behandeling van NSB’ers. Om dezelfde reden verzette hij zich tegen de NATO-politiek die in zijn ogen de vrede niet dient maar de oorlog(sdreiging) aanwakkert. Hij koos ervoor de kritiek op de westerse kapitalistische economische orde serieus te nemen door op te komen voor een democratisch socialisme, dat geweldloos is. 

In 1974 vatte hij zijn gedachten over christelijk geloof en zijn verhouding tot geweld samen in zijn boek Geweldloze weerbaarheid. Uitvlucht? Uitweg? Uitdaging? Het vormt een appel op christenen om de mogelijkheden van geweldloos verzet serieus te nemen; verzet tegen gewelddadige structuren die nationaal en mondiaal mensen knechten. Christenen kunnen daar onmogelijk aan meedoen. Dat wordt hen duidelijk door naar de profeten te luisteren. Als dat niet gebeurt, kan een zakelijk marxistische analyse hen dat duidelijk maken. 

Wat kunnen we in de plaatselijke gemeente in Nederland met zijn gedachtegoed? 

Met een beroep op de profeten en met name Jeremia schetste Strijd hoezeer de dienst van God samenhangt met de dienst aan het volk. Dienst aan de ware God beperkt zich niet tot het persoonlijke leven. Zo’n godsdienst is onvruchtbaar, ook al zijn de rituelen fraai. De profeet verstoort de tevredenheid daarover. Ware dienst aan de ware God richt zich ook op de gemeenschap: op maatschappij, volk, kerk, wereld. De vreemde heren die door het volk en de kerk gediend worden, moeten aangevallen worden.  

Strijds werk is een stimulans om de profeten te lezen en serieus te nemen, maar bovenal om ons, juist in onze dagen, uit te spreken tegen de afgoden Mars (god van de oorlog) en Mammon (god van het geld). 

Zien we de doorwerking van zijn gedachtegoed ergens terug? 

Krijn Strijd is volop betrokken geweest bij de vereniging Kerk en Vrede. Deze vereniging bestaat nog steeds. Zij probeert onder andere zijn gedachtegoed te bewaren en in het huidige debat over oorlog en vrede te actualiseren.  

Veel informatie over deze vereniging is te vinden in het boek dat ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van de vereniging uitkwam: Pacifisme in tijden van oorlog.  

Over Krijn Strijd en zijn werk verschijnt in september 2025 een boekje met als titel: Krijn Strijd, hartstochtelijk getuige van (de) verzoening

 lees verder
 
Ds. Gert Jan Codée: “Het is Gods Geest die werkt, buiten ons om” 

  • Predikant van de Protestantse Wijkgemeente Jeruzalemkerk in Zwolle sinds 2019, daarvoor in Maarssen en De Bilt. Daarnaast werkte Gert Jan Codée ook als bijstand in het pastoraat in onder andere Weesp, Rotterdam-Delfshaven en Zoetermeer. 
  • Studie theologie aan de Rijksuniversiteit Leiden en Utrecht, de kerkelijke opleiding in Leiden 
  • Voelt zich het meest verwant met de evangelische en confessionele stroming, en met de Gereformeerde Bond in de kerk. 

Hoe ervaar je je roeping? 

“‘Roeping’ vind ik een groot woord. Ieder mens heeft er een, maar voor het predikantschap is ze onmisbaar. Het is prachtig werk, maar soms ook pittig. Vanaf de preekstoel spreek je namens God, en dan moet je ervaren dat je door Hem geroepen bent. Die weg heb ik stap voor stap ontdekt. Ik begon met geneeskunde, maar stapte over naar theologie. Toen mijn moeder MS kreeg ontdekte ik dat, waar het medisch ophoudt, er geestelijk perspectief blijft. In gesprekken rond overlijden, bij gemeenteleden maar ook bij geliefden – mijn zus overleed jong -, merk ik hoe belangrijk die geestelijke kant is: er is meer dan dit aardse leven. Soms licht Gods koninkrijk al op. Dat hoopvolle laten klinken ervaar ik als mijn roeping. Juist in een wereld vol verdriet en ellende wil ik ook de blijde boodschap laten horen, én aandacht vragen voor wat ons dankbaar mag maken.” 

Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken?  

“Een stevige thuisbasis en een ondersteunende kerkenraad zijn onmisbaar. Als predikant ben je kwetsbaar; steun en mensen bij wie je je verhaal kwijt kunt, maken het werk haalbaar. Ook helpt het taken te verdelen en jezelf niet te belangrijk te maken.” 

Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt?  

“Door niet alles zelf te willen dragen, maar op tijd het gesprek aan te gaan met de kerkenraad, zaken te delen en hulp te vragen wanneer dat nodig is, houd ik mijn werk behapbaar. Ik besef steeds weer hoe bevoorrecht ik ben dat ik werk in een gemeente met een voltallige kerkenraad; in een krimpende gemeente komt er vaak veel op de predikant neer. Bovendien heb ik een gevarieerd werkpakket: niet alleen begrafenissen, maar ook geboorten en belijdenissen. Juist die afwisseling houdt het werk voor mij gezond.” 

Welk onderdeel van je werk doe je het liefst? 

“Het persoonlijke contact met mensen. Preken is waardevol omdat je daarmee veel mensen tegelijk bereikt, maar de één-op-ééngesprekken raken mij het meest. In die ontmoetingen kijk je iemand echt in het hart.” 

Welke (na)scholing heb je voor het laatst gevolgd? 

“Ik heb de cursus Zorg voor de ziel gevolgd, onderdeel van de permanente educatie. Zes keer twee dagen in een klooster, met de vraag centraal: hoe zorg je voor je eigen ziel, en uit welke bronnen put je? Een waardevolle ervaring, die ik ook andere predikanten aanbeveel. In november start ik met de cursus Undefended Leadership. Nascholing vraagt tegenwoordig meer improvisatie, omdat studieverlof is verdwenen, maar ik ervaar het als verrijkend.” 

Zie je in je werk in de kerk dat Gods Geest aan het werk is? 

“Zeker! Soms raakt een lied of preek iemand diep, zonder dat ik dat wist. Dat zijn bijzondere momenten. Ook zie ik hoe God buiten ons om werkt. Zo kwam een buurtbewoner via een uitnodiging voor de paasdiensten bij ons in de kerk en herkende het gebouw toen uit een droom die hij eerder had. Sindsdien komt hij elke zondag. Zulke ervaringen geven ontspanning: het is Gods Geest die werkt.” 

Welk boek, welke serie, film of welke podcast raad je je collega’s aan?  

“Ik woon in Zwolle, de stad van Thomas à Kempis. Zijn boek De navolging van Christus gaat over nederigheid en het volgen van Christus. Geen boek om in één keer uit te lezen, maar telkens een stukje is waardevol.” 

Is er een bijbeltekst die met je meegaat? 

“Zacharia 4:10 zegt: “Wie de dag van de kleine dingen veracht…” Tijdens de herbouw van de tempel verlangden mensen terug naar de grootheid van Salomo’s tempel. Maar God werkt juist door het kleine heen. Dat is een leidraad voor mijn leven en werk. Ook een Joodse spreuk inspireert mij: “Wie één mens redt, redt de hele wereld.” Dat herinnert me eraan dat het niet om aantallen gaat. Als je één mens mag helpen op de weg naar God, is je leven niet zinloos geweest.” 

Wat hoop je voor de toekomst van de kerk? 

“Ik hoop dat de kerk mag groeien, maar vooral dat we durven staan voor de blijde boodschap. Dat we ons niet schamen voor ons geloof, maar het met vreugde delen. We hebben als kerk een boodschap die verschil kan maken in deze wereld! Ik geloof dat God juist in kleine dingen werkt. In een vluchtige wereld staat de kerk al eeuwen. Als ik in een oude dorpskerk op de kansel sta, ervaar ik dat wij deel zijn van een groter geheel. Het is Gods werk, en dat geeft vertrouwen.” 

Ds. Gert Jan Codée is sinds 7 september te zien in de nieuwe EO-serie ‘Met de dominee’. 

 lees verder
 
Eerbiedig omgaan met de liturgische ruimte in de eredienst

De ouderling van dienst geeft de predikant een hand, de predikant gaat achter de liturgische tafel (of op de kansel) staan en staat daarbij meteen ‘tegenover’ de gemeente. Na het aanvangslied spreekt hij het ‘onze hulp’ uit. Of: de ouderling spreekt het welkom uit en de diaken van dienst steekt de kaarsen voor de tienerdienst aan, terwijl de ouderling nog achter de tafel staat. Of: de lector loopt na de lezing weer naar haar zitplaats om het antwoordlied te zingen. Al deze situaties vragen om doordenking van de liturgische rol en plaats in de vierruimte. 

Onzichtbare God en Christus 

Jodendom, christendom en islam kennen een onzichtbare God. Daarbinnen is in het protestantse christendom het uitgangspunt van het liturgisch vieren het aanbidden en lofzingen van deze onzichtbare God, en van de verrezen Christus. Daarom laten we een kruisbeeld graag leeg: Hij is aan ons oog onttrokken en de gemeente is zelf in geestelijke zin ‘lichaam van Christus’ in deze wereld. Dat een onzichtbare God en zijn Woord het focuspunt zijn van het liturgisch handelen, heeft consequenties voor hoe de kerkruimte eruitziet en voor ons gedrag daarin. 

Het liefst is zo’n ruimte niet te vol. Daarmee wordt bewust ruimte gelaten voor de aanwezigheid van de onzichtbare God, heel anders dan bijvoobeeld een tempel met een duidelijk zichtbaar godsbeeld als focuspunt. In onze verschillende liturgische tradities wordt met dit gegeven uiteenlopend omgegaan. Zo staat in de ene kerk een prominente kansel, als symbool van het verkondigde Woord, centraal. In kerken met een ‘liturgisch centrum’ rond een avondmaalstafel (in lutherse kerken een ‘altaar’) wordt er juist bewust ruimte gelaten. Elke ruimte heeft zichtlijnen en focuspunten die bepalen hoe de ruimte (ook onbewust) beleefd wordt. Zo kan in veel kerken een opengeslagen bijbel op de lezenaar of op de avondmaalstafel een centraal symbool zijn. 

Gedrag en houding 

Naast de inrichting van de kerkruimte is er het gedrag van de mensen binnen de ruimte. Die mensen zijn niet zonder meer losse individuen maar vormen een gemeente die voor het aangezicht van God samen is en zich in die context samenhangend gedraagt. Onafhankelijk van de liturgische richting van de gemeente betekent dat, dat die mensen zich met een zekere ‘eerbied’ gedragen, waarbij het niet om het even is wat ze doen en hoe ze zich gedragen. 

In landen met een beleefdheidscultuur is het bijvoorbeeld ondenkbaar dat gemeenteleden met armen en benen over elkaar in de kerk luisteren naar Gods Woord. Zo gedraag je je niet voor het aangezicht van God. Dit willekeurige voorbeeld geeft aan dat er een bepaalde sensitiviteit kan zijn voor de plek en de houding van de verschillende ‘spelers’ in de kerkruimte. 

Plek en rol 

De plaats die je inneemt, komt voort uit je rol. Bij het eerste voorbeeld hierboven, de predikant die bij het intochtslied tegenover de gemeente staat alsof dat de ‘standaardplek’ is voor de voorganger, zou je kunnen overwegen dat de ambten in de protestantse traditie uit de gemeente voortkomen. Zou het daarom niet logischer zijn dat de predikant bij het beginlied nog even naast de kerkenraad blijft zitten en samen met de gemeente vanuit de kerkzaal de onzichtbare God toezingt? Het liturgisch centrum mag dan gerust nog even leeg blijven als God wordt toegezongen, totdat de predikant daadwerkelijk met het onze hulp of drempelgebed de voorgangersrol op zich neemt. De ouderling van dienst zou dan de voorganger een hand kunnen geven na het lied, op het moment dat de voorganger daadwerkelijk iets gaat doen. Men zingt het lied namelijk niet elkaar toe, maar God. Het komt hier aan op details die, eenmaal doorleefd, niet onbelangrijk blijken. 

In het tweede praktijkvoorbeeld kan de diaken bijvoorbeeld de kaarsen aansteken als de ouderling ruimte heeft gemaakt. We steken de kaarsen immers niet voor hem aan, maar als toewijding aan God aan wie je de ruimte geeft om aanwezig te kunnen zijn, zowel in tijd (stilte) als plaats (leegte).  

In het derde voorbeeld hierboven zou, omgekeerd, de lector die uit de Schriften leest juist even op haar plaats kunnen blijven staan tijdens het lied na de lezing, om daarmee uit te drukken dat Schrift en antwoordlied op elkaar betrokken zijn. Daartussen past even geen heen-en-weer lopen, want dat breekt de liturgie in losse stukjes die eigenlijk bij elkaar horen. 

Eerbiedige omgang 

De voorbeelden geven al aan dat er geen algemene regels te geven zijn, omdat elke kerkruimte anders is en de vorm van de viering overal op details veschilt. Wel kan men in algemeenheid zeggen dat de kerk, ook in de ‘uitvoering’ van de eredienst, niet te snel om de mensen zelf moet draaien maar om de aanbidding van God die we de ruimte mogen geven. Die ruimte ontstaat als we onszelf niet op de voorgrond stellen door ‘onhandig’ handelen. 

Zo kan het als waardevol ervaren worden dat de Bijbel na de schriftlezing niet onbewust dichtgeslagen wordt door de lector. Dat geldt ook voor het voorbedenboek dat zorgvuldig op de liturgische tafel is gelegd. Natuurlijk zijn een papieren bijbel en voorbedenboek maar praktische hulpmiddelen, maar ze symboliseren wel iets: het Woord van God waaruit nog gepreekt zal worden, respectievelijk de gebedsintenties van de gemeente die als het ware in de ruimte blijven hangen. Precies zo mag een paaskaars hoog opgesteld worden. We moeten niet op het licht van Christus neerkijken, het moet op ons neerkijken als de vuurkolom die het volk Israël voorging. Als de nieuwe paaskaars kort na Pasen nog te hoog is om het vuur te reiken, maak de standaard dan niet kleiner maar zet er liever een opstapje bij om de hoogte te kunnen reiken. 

Er zijn verschillende voorbeelden te geven, maar de kern is de eerbied in en tot de ruimte waarin de gemeente zich beweegt. We zijn te gast in het huis van God. Een eerbiedige omgang met de ruimte en de dingen erin, en zelf een bescheiden plek innemen, toont eerbied voor de Allerhoogste die zijn gemeente wil ontmoeten. 

Uit de praktijk

Gerda van de Haar, scriba van de Evangelisch-Lutherse Gemeente Ede:

'Rust en ruimte creëren om tot God te kunnen komen' 

“Als lutheranen hebben we niet alleen een duidelijke visie op de eredienst en op kerkmuziek, maar ook op de kerkruimte; dat hangt daarmee samen. Die ruimte is belangrijk. Zo noemen we de ruimte bij het altaar geen podium maar liturgisch centrum. Als de kerk wordt verhuurd voor bijvoorbeeld een concert, vragen we de huurder om het liturgisch centrum zo mogelijk niet te gebruiken. Zelf zijn we als gemeente ook terughoudend in het gebruik ervan, het is toch een beetje ‘heilige ruimte’. We willen daar ook weer niet streng in zijn, maar die ruimte als ‘heilig’ zien helpt in het gevoel van toewijding, van eerbied. Dat uit zich ook op andere manieren in de eredienst. Zo doen we een lezing bij voorkeur uit de Bijbel, niet vanaf een zichtbaar papier. En we doen geen mededelingen in de dienst, die kunnen op een orde van dienst. Het is allemaal bedoeld om rust en ruimte te creëren om tot God te kunnen komen.” 

Nel Hagemeijer, gemeentelid van de Thomaskerk in Amsterdam: 

'De soberheid straalt je tegemoet' 

De Thomaskerk in Amsterdam-Zuid is een gebouw zonder versieringen en met betonnen muren. Als je binnenkomt, straalt de soberheid je al tegemoet, vindt gemeentelid Nel Hagemeijer. Je wordt er eerbiedig van en tegelijkertijd word je geraakt door de sfeer. “De architect van onze kerk, Karel Sijmons, heeft goed nagedacht over hoe de kerk gebruikt wordt. De kerkzaal is sober ingericht maar zit vol symboliek. De vloer bijvoorbeeld bestaat uit zandkleurige betonnen klinkers en symboliseert de woestijn waar Mozes met het volk Israël doorheen trok. De twaalf vierkante ramen staan symbool voor de twaalf stammen van Israël. De vijf ramen tegenover de preekstoel voor de vijf boeken van Mozes. En zo is er meer. Die symboliek doet veel met de beleving van het gebouw. De architect wilde de gemeente ook in beweging brengen. Als je de kerkzaal binnenkomt moet je zeven treden op, symbool voor de scheppingsdagen. Voor de lessenaar moet je een trapje op, en voor de preekstoel vervolgens weer. Bij het avondmaal lopen we vanuit de kerkbanken, stoelen in ons geval, naar de avondmaalstafel. Daar staat de gemeente dan in een kring omheen.” 

 lees verder
 
Erik Verwoerd: ‘Het pionieren heeft mijn beeld van God verbreed’

Over Erik: Erik Verwoerd (40) werkt als projectleider proefplekken bij de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. Hij woont in Bodegraven en naast zijn werk voor de kerk is hij regelmatig te vinden in zijn moestuin. Ook staat hij soms als kaasboer op de markt.

‘Proefplekken’ in de kerk? Dat klinkt alsof er een hoop wordt geëxperimenteerd. En dat is ook zo. Sterker: dat zou vaker moeten gebeuren, vindt Erik Verwoerd. Als projectleider Proefplekken ziet hij namelijk wat voor moois er kan ontstaan als gemeenteleden oog krijgen voor mensen buiten hun eigen gemeenschap.

Zoekers

Proefplekken is een verzamelnaam voor pioniersplekken, diaconale presentieplekken, monastieke plekken en ‘kliederkerken’. Het doel van al deze plekken is dat de kerk verbinding maakt met de wijk of het dorp of met een bepaalde doelgroep, en dat gebouwd wordt aan een community met mensen die niet (meer) kerkelijk betrokken zijn. Zo’n pioniersplek is bijvoorbeeld het Christelijk Spiritueel Centrum in Hilversum. Erik: ,,Deze plek richt zich op spirituele zoekers. De pioniers zijn daarom ook bewust aanwezig op spirituele beurzen.”

Diaconale presentieplekken draaien om relaties met de wijk, om sámen met de mensen die gerechtigheid en barmhartigheid nodig hebben, te werken aan verandering. Erik noemt ‘Assen Bloeit’ als voorbeeld. ,,Het is omzien naar mensen die eenzaam zijn of moeite hebben de energierekening te betalen.”

Bij kliederkerken ontdekken alle generaties samen een bijbelverhaal en wordt er samen gevierd en gegeten. Voor mensen die verlangen naar eenvoud, bezinning of rust, zijn er monastieke plekken – denk aan Nijkleaster (zie pagina 20) of aan christelijke leefgemeenschappen. Er gebeurt dus van alles en veel proefplekken doen (en zijn) ook van alles tegelijk.

Erik is zelf opgegroeid in een traditionele kerk en realiseert zich dat er in kerkelijk Nederland de laatste decennia veel verschoven is. Er zijn kerken die stabiel blijven of groeien, maar ook kerken die leden verliezen. Daarom vindt hij de proefplekken zo belangrijk: die trekken vaak mensen aan die zich niet (meer) thuis voelen in een kerk. ,,Als wij geloven dat het evangelie relevant is voor iedereen en als mensen niet naar ons komen, laten we dan gaan naar waar zij zijn.”

Onbegrip

Al op jonge leeftijd heeft hij zelf ervaren hoe het is om je niet thuis te voelen in de kerk. ,,Ik stelde veel kritische vragen. Het antwoord was vaak: ‘Zo staat het in de Bijbel.’ Ik had het gevoel dat ik niet serieus werd genomen.” Toen hij werkte als leraar en daarnaast Godsdienst-Pastoraal Werk studeerde, zag hij een vacature voor pionier in Zoetermeer. ,,Ik was verbaasd: Hè? Dít is wie ik ben!” Hij werd aangenomen, met als opdracht om vooral aan de slag te gaan met tieners. Na zeven jaar bezochten jaarlijks zo’n driehonderd tieners de activiteiten, zoals de tienerclubs, Youth Alpha, sportactiviteiten en een kookclub.

Toen zijn rol als pionier eindigde, ging hij werken bij de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk. ,,In die jaren als pionier heb ik geleerd: er is wél een plekje voor mij in de kerk. Maar ook: pionieren kan heel moeizaam zijn. Vanuit bestaande kerken is er regelmatig onbegrip en weinig steun. Kerkmensen vinden het soms moeilijk dat niet iedereen het christelijke geloof op dezelfde manier beleeft als zij. En heeft een kerk geldtekort, dan redeneren mensen al snel: ‘Waarom gaat er eigenlijk zoveel geld naar die pioniersplek? Tot nu toe heeft het geen extra kerkgangers opgeleverd.’

Het effect wordt vaak afgemeten aan bezoekersaantallen en geld. Maar de impact van pionieren kun je moeilijk in cijfers uitdrukken. De kwaliteit van het leven van mensen verbetert, bijvoorbeeld doordat ze een plek hebben waar ze praktische en pastorale steun krijgen. Doordat ze onderdeel worden van een gemeenschap en ergens bij horen. Doordat ze ervaren dat ze zelf ook iets bij te dragen hebben of doordat ze groeien in hun relatie met God en met mensen. Als kerk zou je grondhouding moeten zijn: wij hebben een roeping voor de wereld.”

En als er dan toch cijfers genoemd moeten worden: ,,Onderzoek in Engeland toont aan dat bij proefplekken honderd keer meer nieuwe mensen betrokken raken dan bij bestaande kerken. En bij al die proefplekken in Nederland zijn tienduizenden mensen betrokken.”

Veilige plek

Juist omdat hij weet hoe zwaar pionieren kan zijn, is hij blij dat hij als projectleider Proefplekken kan bijdragen aan het werk: ,,Op deze plek kan ik lokale pioniers ondersteunen, zodat zij kunnen leren van de ervaringen van anderen en weten dat ze er niet alleen voor staan. Zo lever ik een kleine bijdrage om het pioniersgedachtegoed te laten landen.”

Soms is hij zelf verrast dat hij dit werk doet. ,,Ik heb geprobeerd om van de kerk af te komen”, lacht hij. ,,Op mijn zestiende ben ik uit de kerk gestapt waar ik was opgegroeid. Ik geloofde wel dat God bestond, maar kon me er niet in vinden hoe Hij daar beleefd werd. Toen ben ik naar een andere gemeente gegaan en daarna een tijdje kerkloos geweest.”

Na zijn ontslag in Zoetermeer was hij ervan overtuigd: Ik ga nooit meer voor de Protestantse Kerk werken. ,,En nu doe ik dit werk. Het laat zien: God gaat soms andere wegen. Hier komen mijn competenties bij elkaar. Dit is mijn plekje in Gods koninkrijk.”

Tegenwoordig komt hij ook weer vaker in de kerk. ,,In deze gemeente zit van alles door elkaar, van vrijzinnig tot orthodox. We verschillen soms van mening over bepaalde thema’s, maar proberen toch een open gesprek te voeren en elkaar te begrijpen. Daar geniet ik van. Dat is ook wat ik graag wil: dat de kerk een veilige plek is waar je van elkaar mag verschillen, zodat je samen meer van God kunt ontdekken.

Vroeger dacht ik dat het vooral van mij afhing of mensen gingen geloven. Dat voelde regelmatig als last. Maar uiteindelijk is het God die levens verandert. Ik zie dat God al op heel veel plaatsen aan het werk is. En wij mogen onderzoeken hoe we daarbij als persoon en als kerk kunnen aanhaken. Dat werkt bevrijdend en geeft ook ruimte aan anderen. Het contact met christenen uit allerlei stromingen en met mensen die niet of anders geloven, heeft mijn beeld van God verbreed. Ook mensen die niets moeten hebben van het christelijk geloof of van God, moeten betrokken kunnen zijn bij een proefplek.”

Koers kiezen

Dat laatste vindt hij ook belangrijk voor de toekomst van de kerk. ,,Sommige mensen hebben het gevoel dat er voor hen geen plek is in de kerk. Bijvoorbeeld creatieve of ondernemende types, of mensen die veel vragen of een andere beleving hebben. Ik geloof dat het een kerk krachtiger maakt als die ruimte durft te geven aan verschillende typen mensen en belevingen. Iedereen heeft competenties om de kerk op te bouwen. Benut dat als kerk juist. Je kunt de ‘kleur’ van je kerk laten bepalen door het type mensen dat je in huis hebt. Kijk waar je kracht ligt. Stel, er zitten veel ondernemende mensen in de gemeente, dan kun je als kerk ook ondernemender worden. Of durf een heel activistische kerk te zijn. Wees niet bang om een koers te kiezen.”

Ook aan de slag?

Wil jij je (met jouw kerk) inzetten voor de buurt of een bepaalde doelgroep? Je kunt een ‘proeverij’ van de Protestantse Kerk volgen om de online modules, netwerkdagen en begeleiding te ontdekken waarmee je ondersteuning kunt krijgen: protestantsekerk.nl/pionieren. Of meld je aan bij de app voor pioniers.

 lees verder
 
Rabbijn en predikant in gesprek over de komst van de Messias

Oorlogen op tal van plaatsen in de wereld, polarisatie in de samenleving, toenemend antisemitisme in binnen- en buitenland, ontwrichting van de democratie. Wie het nieuws volgt, kan makkelijk moedeloos worden: komt het ooit nog goed?  

Ook predikant Davy Hoolwerf en rabbijn Hans Groenewoudt worden regelmatig geplaagd door deze gedachten. “Het verwart en raakt ons: oorlog, geweld, ego’s, leugens. En wat we nu zien, zal niet zo snel veranderen”, verzucht Hoolwerf. “Dit is wat ik de oude wereld noem.” Onlangs preekte hij er nog over, vertelt hij aan de rabbijn. “Maar ondanks deze pessimistische kijk spreek ik ook over de hoop die gelovigen kunnen hebben op een nieuw begin dat God zal maken.” 

De komst van de Messias 

Rabbijn Hans Groenewoudt (verbonden aan de orthodox-joodse gemeente in Amstelveen) en predikant Davy Hoolwerf (verbonden aan de hervormde gemeente Ede en actief in de Protestantse Raad voor Kerk en Israël) praten met elkaar over de hoop die het geloof hun biedt, al lijkt die dikwijls verstopt achter donkere wolken.  

Groenewoudt sluit aan bij de boodschap van Hoolwerf. “De hoop van het Joodse volk is dat er een dag komt waarop de wereld zal erkennen dat wij gelijk hebben, en dat de Messias zal komen om de wereld te veranderen. Dan pas breekt de vrede aan.” Hoolwerf: “Ik geloof ook dat de komst van de Messias, in mijn visie Jezus, zal leiden tot de vestiging van het koninkrijk van God, waar vrede en gerechtigheid zullen heersen. Dan zal alles weer heel zijn.” Groenewoudt: “Ik heb geen specifiek beeld van wie de Messias is. Ik geloof dat de Messias nog moet komen en dat kan alles en iedereen zijn. Ik benadruk altijd dat er geen profetie is die iemand uitsluit, inclusief Jezus.” 

Soms kan het nogal abstract voelen, spreken over de komst van de Messias en zijn vrederijk. Dat ziet Groenewoudt ook. “Kijk, wij als joden geloven dus al best lang in de komst van de Messias. Wij zijn er al een paar duizend jaar mee bezig”, zegt hij met gevoel voor understatement. Hij wendt zich tot Hoolwerf: “En jullie ook al tweeduizend jaar. Als de Messias in ons leven onverhoopt niet komt, wat voor hoop heb je dan voor de komende vijf, tien of vijftien jaar?”  

Is de realiteit van de wereld niet moeilijk te verzoenen met de mooie beloftes en vergezichten van het geloof? Groenewoudt knikt: “We zien dat de leiders van de wereld met de gekste dingen bezig zijn. En dat is uiteindelijk toch, zonder dat je het begrijpt, Gods plan. Daar geloof ik tenminste wel in, hoe gek dat in onze ogen ook lijkt.” Hoolwerf: "Er is meer dan wat wij zien en kunnen bedenken." 

Groenewoudt legt uit dat hij gelooft dat God invloed uitoefent op de harten van leiders, zoals Poetin, Trump, Erdogan en Netanyahu, en dat deze leiders, ondanks hun eigen agenda's, een rol spelen in het grotere plan van God. “Dit idee biedt een zekere geruststelling. De wereld is niet volledig in handen van mensen, maar er is een hogere macht die de uiteindelijke uitkomst bepaalt.” 

Oude traditie 

Uit Groenewoudts verhaal blijkt dat voor hem het besef helpt onderdeel uit te maken van een groter geheel en een oude traditie. “We hebben in onze traditie een uitspraak van Maimonides (belangrijke middeleeuwse Joodse rabbijn en wijsgeer, red.) over het geloof in de komst van de Messias: ‘Ik geloof met een volledig geloof in het komen van de Messias en zelfs al zou hij uitblijven, dan zou ik er elke dag op wachten dat hij zou komen.’” Wat die uitspraak betekent? “Er is een melodie gecomponeerd op die tekst door iemand in de trein naar een concentratiekamp. Die melodie heeft wél overleefd.” Het is voor hem een krachtig beeld waar hij troost en hoop uit haalt. “Dit is wat ik daarmee bedoel: misschien maak je als individu de komst van de Messias en de daarbij horende verlossing niet mee, maar het volk en de traditie overleven wél. En dat geeft hoop en troost. Bij begrafenissen zeggen we ook altijd: hopelijk zul je opstaan bij de herleving van de doden op de dag van de komst van de Messias. De Messiasgedachte is een houvast in heel het leven.” 

Tegenstemmen 

Ook Hoolwerf haalt inspiratie uit teksten in de Bijbel waarin beloftes over de toekomst staan. Juist in moeilijke tijden geeft het hem grip. Hij vertelt dat niet zo lang geleden een geliefd familielid overleed. “’U zij de glorie, opgestane Heer’, zongen we toen bij het graf. Dat geeft hoop als we onze geliefden begraven, omdat we daarin zien dat Jezus ons al is voorgegaan.” Of neem ‘De Heer is mijn herder’. “Dat vind ik zo mooi in Psalm 23: tot in de schaduw van de dood, Hij is met je. En eens zul je alle goedheid van de Heer weer ontvangen. Dat soort teksten geeft mij troost en hoop voor de toekomst. 

Het kán goedkoop klinken, je kúnt je erachter verschuilen als je niet de erge dingen ook onder ogen ziet. Tegelijk zie ik ze ook als tegenstemmen in onze wereld. Dat merk ik ook bij wat ik hoor van mensen in de kerk: ‘Als ik die woorden kwijt zou zijn, dan ben ik alles kwijt. Dan heb ik niks. Dan valt zelfs de zin van leven weg.’ Dus het zijn ook woorden waar je je aan vast kunt klampen.” En dat is belangrijk, benadrukt Hoolwerf. “Geloven valt niet altijd mee, het kan met twijfel, met aanvechting gepaard gaan.”  

Toch is het voor hem uiteindelijk een bron van geluk en vrede. “Als je als gemeente ‘God, de Heer, regeert’ zingt, dan zing je gewoon tegen het nieuws van de dag in. Ja, misschien zie ik nu helemaal niks van Gods regering, tóch blijven wij dat als gemeenschap gewoon zingen. Daaruit spreekt ons vertrouwen.” 

Diepere betekenis 

Groenewoudt knikt instemmend: “Ik vind het mijn taak als rabbijn om mijn gemeente daarin te sturen. Zodat wij die teksten bewust uitspreken. Ik leg ook steeds uit hoe ze in onze situatie nog steeds geldig zijn.” Hij wijst er ook op dat het vieren van bijvoorbeeld de religieuze feesten daarbij een rol speelt. Neem Poerim, het feest waarbij de redding van het Joodse volk door Ester en Mordechai wordt gevierd. “Dan is het mijn taak om tegen de mensen te zeggen: ‘We vieren dat al zoveel honderden jaren, maar weet je ook waarom?’ De uitleg van de diepere betekenis, dat is mijn taak.”  

In het blijven vieren van de religieuze feesten en de gemeenschappelijke vieringen zit veel kracht, merken Groenewoudt en Hoolwerf. Het belang van de gelovige gemeenschap valt niet te onderschatten, stellen ze. Groenewoudt: “Samen zingen en vieren als een manier om hoop en vertrouwen te houden, zelfs in moeilijke tijden. Niet alleen bij ons is dat belangrijk, je ziet het in elke religie.” 

 lees verder
 
Ds. Fred Omvlee: “Gods Geest werkt ook nu, troostend en rustgevend” 

  • Werkt als geestelijk verzorger in verpleeghuis Oostergouw in Zaandam. Daarvoor was hij 22 jaar predikant bij de Koninklijke Marine en werkte hij vier jaar als predikant van de Protestantse Gemeente Monnickendam. 
  • Studeerde theologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, met als specialisatie evangelistiek en missiologie. 
  • Voelt zich verwant aan de oecumenische en protestantse stroming binnen de kerk.  

Hoe ervaar je je roeping? 

“Roeping klinkt groot en zwaar, maar iedereen heeft een roeping om te werken en leven zoals God dat bedoeld heeft. Ik begon theologie zonder het plan predikant te worden. Tijdens mijn studie merkte ik dat mensen hun levensverhaal met mij deelden, en dat raakte me. Toen dacht ik: ‘Als dit het werk van een dominee is, wil ik dat ook.’ Eerst wilde ik alles volgens de regels doen, maar gaandeweg werd ik meer mezelf. In mijn werk voel ik me gedragen door Jezus: het is niet alleen ik, er is meer. Als ik in gesprek of gebed ga met iemand, of een dienst voorbereid of voorga, voel ik me omgeven door God.” 

Wat heb je nodig om met vrucht en vreugde te werken? 

“Ontspanning en relativering. Je kunt als dominee niet iedereen tevredenstellen en ook niet alles doen. Ik besteed tijd aan gezin, familie en vrienden. Daar ben ik gewoon Fred. En besef: God draagt de kerk, niet jij.” 

Hoe zorg je ervoor dat je niet opbrandt? 

“Sinds mijn studententijd heb ik op woensdagavond een eetclub met zes vrienden. We koken om de beurt thuis en gaan de zevende keer uit eten. Dat is een vast ankerpunt van ontspanning en plezier. Daarnaast zoek ik activiteiten waar ik van oplaad, zoals hardlopen, muziek en zingen.” 

Welk onderdeel van je werk doe je het liefst? 

“Een-op-eengesprekken: het levensverhaal van iemand horen, zorg voor de ziel bieden, vaak met gebed als afsluiting.” 

Welke (na)scholing heb je voor het laatst gevolgd? 

Bij de Marine volgde ik de cursus Zinvinding en levensvisie. Daarin leerde ik hoe ik mensen kan helpen hun identiteit en zingeving te verkennen, met oog voor hun eigen geloofsleven en ziel.” 

Zie je in je werk in de kerk dat Gods Geest aan het werk is? 

“Ik kom vaak in vergrijsde kerken waar vrijwilligers moe zijn. Geen groeiende kerken dus. Toch geloof ik dat Gods Geest ook nu werkt, troostend en rustgevend. Dat hoor ik terug in reacties op de Elvis-kerkdiensten die ik zo’n twintig keer per jaar leid. Daar vertel ik Elvis’ levensverhaal en sluit af met hoop: je valt nooit uit Gods hand. Ik sluit altijd af met het prachtige lied Amazing Grace. Veel bezoekers zijn mensen van buiten de kerk met levensvragen. Het is mooi om dan de genade van God te laten doorklinken. Ook bij de Top2000-kerkdiensten, die ik mede heb opgezet, klinkt die boodschap van genade steeds door.” 

Welke film, serie of boek raad je aan? 

As it is in heaven: een feelgood-film over gebrokenheid en herstel in een dorpsgemeenschap in Zweden. En de serie After Life van Ricky Gervais: een rauw verhaal van een man (Gervais zelf) die zijn vrouw verliest aan kanker. Zelf gelooft hij niet in God, maar hij komt in gesprek met zieke kinderen die hem vertellen dat zijn vrouw nu in de hemel is: een verrassend liefdevolle boodschap. Ook hier weer zie je genade op onverwachte plekken.” 

Is er een bijbeltekst die met je meegaat? 

“Matteüs 11:28-29: “Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart.” Deze tekst herinnert me eraan dat ik anderen mag wijzen op de rust die Jezus geeft, maar ook mijn eigen zorgen bij God mag neerleggen.” 

Wat hoop je voor de toekomst van de kerk? 

“Dat kerken in alle vormen blijven bestaan, groeien en veranderen. Mensen hebben in verschillende fasen van hun leven behoefte aan verschillende stijlen van kerk-zijn. De een vindt troost en blijdschap in orgelklanken, de ander in een band in een fabriekshal. Laten we elkaar niet veroordelen, maar blij zijn dat er zo veel vormen zijn waarin mensen God ontmoeten.” 

 Ds. Fred Omvlee is sinds 7 september te zien in de nieuwe EO-serie ‘Met de dominee’.

 lees verder
 
Wie was Karel Eykman?

Wie was Karel Eykman?

Karel Eykman studeerde theologie, was korte tijd studentenpredikant en kwam in dienst van de IKON en later ook andere omroepen. Zijn kinderbijbel Woord voor Woord is decennialang bekend gebleven. Het verscheen in de jaren 70, bedoeld voor de IKON-kindertelevisie en tot op vandaag herdrukt en nog steeds veel gelezen. Er zijn ruim vijfhonderdduizend exemplaren van verkocht. Uniek in zijn soort omdat deze hervertelling voor kinderen nergens moralistisch wordt, zoals bij veel andere kinderbijbels uit die tijd. Maar ook omdat Eykman, al in die tijd, de literaire leeswijze van de Bijbel optimaal inzet om het verhaal dichter bij de kinderen te brengen. Over zijn hervertelling was hij zelf altijd heel helder: ‘Woord voor Woord is niet in plaats van de Bijbel. Het is een verwijzing. Ik wil wat in de Bijbel staat duidelijk maken. De Bijbel heeft bij mij nog altijd het laatste woord. En mijn geloof doet er hierbij niet toe. Ik wil niet tussen de Bijbel en de kinderen staan.’ 

Wanneer hoorden we voor het eerst van hem?

In zijn studententijd schreef Karel Eykman al scripts voor openbare events, zoals een theaterproductie bij de Dom in Utrecht waarin prinses Irene een hoofdrol had. Na zijn studie theologie in de zogenaamde roerige jaren 60 werd hij studentenpredikant in Amsterdam. De benauwde burgerlijkheid van de Thomaskerk in Amsterdam stond haaks op de belevingswereld van de jongere generatie én haaks op de visie op kerk-zijn van Karel Eykman. Zijn bruisende creativiteit en het toenmalige kerkbestuur botsten. Hij stapte over naar de omroep IKON. Veel later nodigde de Thomaskerk hem uit om mee te werken aan diensten en activiteiten. Dat werd toen een vruchtbare samenwerking. 

Waarmee is hij bekend geworden?

Met Woord voor Woord werd Eykman bekend als een kundig en zorgvuldig tekstdichter die aanvoelde welke toon hij tegen jongeren moest aanslaan, zonder simplistisch te worden. Humor, vormvastheid en zachtaardigheid kenmerkten zijn kinderpoëzie. Hij werd regelmatig bekroond, zoals met de Gouden Griffel. Eykman maakte deel uit van Het Schrijverscollectief, onder wie Willem Wilmink en Hans Dorrestijn. Dit schrijverscollectief schreef teksten voor de roemruchte kindertelevisieprogramma’s als De Stratemakeropzeeshow, De film van Ome Willem en later ook Sesamstraat. Ook was Karel Eykman een van de verschilmakers in De Blauw Geruite Kiel, een kinderkrant met volwassen ambities die deel uitmaakte van Vrij Nederland. Hij ontpopte zich als pionier op het gebied van kindergedichten en was de leermeester van dichters als Ted van Lieshout, Remco Ekkers en Leendert Witvliet. ‘De kern van Eykmans literatuuropvatting was een bescheiden activisme’, zo schreef NRC naar aanleiding van zijn overlijden. Daarmee had hij als doel om onaangepaste kinderen te behoeden voor de dwang van conformisme. ‘Ik schrijf om kinderen de smaak voor verzet te laten behouden’, zo zei hij zelf daarover. ‘Niet met grote daden, maar stiekem via een omweg.’ 

Wat kunnen gemeenten met zijn gedachtegoed?

Karel Eykman deed met de Bijbel wat Picasso deed met klassieke meesterwerken. Hij wist als geen ander de kern uit de verhalen te pakken en die zo te verwoorden dat het verhaal zomaar opengaat voor wie wil horen. Geen gekunstelde popularisering maar een vertaalslag gebaseerd op heel goed lezen. Een taalman was het. Naast al die prachtige dingen die hij schreef voor het brede publiek, bleven die Bijbelse verhalen voor hem het kloppend hart. En dan niet dat zoetige, kinderachtige maar in de richting die bijbelvertellers ons wijzen. Verhalen die niet worden verteld om het bestaande te bevestigen, om ons lot te leren aanvaarden, om een aai te geven over onze brave gelovigheid, maar om ons te maken tot opstandige mensen die geen vrede met het bestaande hebben maar willen dromen van een andere wereld. Beter, menselijker. 

Hij schreef ontelbare versjes. Altijd gek, weerbarstig en verrassend. Zijn Psalmenproject was misschien wel de grote kers op de taart. Zijn teksten voor theaterproducties van paas- en kerstevents in 2016 – 2019 laten zien hoe de bijbelverhalen van betekenis blijven in het leven van mensen in de 21e eeuw. 

Waar zien we de doorwerking van zijn gedachtegoed terug?

Zijn vele publicaties en teksten zijn in gezinnen en kerken gelezen en op televisie gebruikt. Zijn theaterscripts voor paas- en kerstevents zijn in kerkgemeenschappen gebruikt. De manier waarop hij de Bijbel vertaalde in Woord voor Woord, Wat geloof jij eigenlijk? en Vrij als de vogels kreeg navolging. Op vergelijkbare wijze verschenen bijvoorbeeld spiegelverhalen in Kind op zondag van de Nederlandse Zendingsvereniging. Basisscholen, het protestants Godsdienstig Vormingsonderwijs (GVO) en Jong Protestant gebruiken de verhalen van Karel Eykman.

Zie ook het interview dat Petrus in februari 2021 met Karel Eykman en Salomé Hoeksema hield:

‘Grote woorden’ zijn ook voor kinderen

Pijl naar rechts

 

Tekst profiel: Ds. Ad van Nieuwpoort & Ds. Burret Olde

 lees verder
 
"Gemeenteleden bleken sterker naar vernieuwing te verlangen dan ingeschat was"

Reden om mee te doen 

Zes gemeenten in de Kempen (Noord-Brabant) hanteerden eind 2022 gezamenlijk de methode Nieuw Kerkelijk Peil (NKP). De gemeenten - Bergeijk, Bladel, Hoogeloon-Eersel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre - werken al jarenlang op allerlei gebieden samen en vormen min of meer een regionale kerk. Om de samenwerking te verdiepen en de vitaliteit te ondersteunen werd gezocht naar een regiopredikant. De fondsen die deze regiopredikant wilden financieren stelden meedoen aan NKP als een voorwaarde. Ds. Pieter van WindenVerder lezenInterim-predikant: een deskundige, betrokken buitenstaander werd benoemd en rolde vervolgens de enquête uit.  

Een voorbereidingsgroep vanuit elk van de zes kerken zette zich in om de enquête breed te promoten. 359 mensen vulden deze vervolgens in. “De uitkomst gaf wel wat verrassingen”, zegt Van Winden. “Zoals de inschatting van de geloofsrichting. In een van de kerken bleek men evangelischer dan men van zichzelf wist. Ook bleken gemeenteleden sterker naar vernieuwing te verlangen dan ingeschat was.” 

De uitslag 

De resultaten zijn besproken in de verschillende kerkenraden, in het voorzittersoverleg en met de classispredikant. Per gemeente is een actieprogramma opgesteld dat met de betrokken groepen en de kerkenraden besproken is. Zo richt Bergeijk-Eersel zich onder meer op twintigers en jonge gezinnen, gebeuren in Bladel mooie dingen qua muzikale vernieuwing en eredienst, is Valkenswaard sterk in diaconale hulp en contacten met maatschappelijke organisaties, zet Veldhoven in op kind- en jeugdwerk en geloofsopvoeding, en Waalre op klassieke muziekuitvoeringen, theater en contact met anderstalige kerken. Een aparte stuurgroep waakt over de voortgang, terwijl twintigers meebesturen. ‘Kemperpodium’ presenteert en coördineert het gezamenlijke aanbod.  

Het instrument 

“NKP is een degelijk instrument”, vindt Van Winden, die beaamt dat het traject handvatten voor beleid opleverde. Een zwak punt van de enquête vindt hij dat deze vooral wordt ingevuld door mensen die al betrokken zijn. “De stem van de mensen aan de rand van de kerk of erbuiten is niet terug te vinden. Veel vernieuwends komt er dan ook niet snel uit naar voren. Dat vind ik een manco. Gelukkig zijn inmiddels ook mensen van buiten mee gaan doen in nieuwe activiteiten. En andersom zijn de lokale kerken meer samenwerking gaan zoeken met andere organisaties hier.”  

Meer weten over NKP? Volg op 22 oktober een webinar hierover!

 

 lees verder
 
Eén kerkenraad, eigen vierplekken - Opperdoes en Medemblik

De Protestantse Gemeenten van Opperdoes en Medemblik werken nauw samen om bestuurlijke en organisatorische uitdagingen het hoofd te bieden. Ondanks zorgen over de toekomst overheerst bij Jan Smit, voorzitter van de gezamenlijke kerkenraad van het samenwerkingsverband Medemblik-Opperdoes, het vertrouwen in de kracht van de gemeenschap. 

“Min of meer uit noodzaak zijn we als Protestantse Gemeente Opperdoes een samenwerkingsverband aangegaan met de Protestantse Gemeente Medemblik. Vergrijzing, afnemende ledenaantallen en het gegeven dat het steeds moeilijker wordt om voldoende ambtsdragers te vinden gaan aan beide gemeenten niet voorbij. Juridisch en financieel blijven de gemeenten voorlopig zelfstandig, en we behouden elk een eigen vierplek.  

Vanwege het tekort aan ambtsdragers hebben we de beide kerkenraden echter in elkaar geschoven, zo voldoen we aan de minimumaantallen. Maar binnenkort ontstaan er vacatures in deze gezamenlijke kerkenraad, dus er is zorg voor de toekomst. Op termijn wordt het hier bestuurlijk moeilijk te organiseren.  

We proberen ambtsdragers te werven door middel van oproepen in bijvoorbeeld het kerkblad en het persoonlijk benaderen van mensen. Maar het grootste deel van de gemeenten is al wat ouder, en sommige gemeenteleden hebben al heel wat jaren in de kerkenraad gezeten. De jongere generatie ontbreekt grotendeels, en wie er is, is druk. Jonge mensen willen wel kortlopende taken doen, maar niet bestuurlijk. Voor de aanstaande vacatures van ouderling in beide gemeenten gaan we proberen mensen te vinden, maar dat wordt niet eenvoudig. Hoe vangen we dat dan op? Door afnemende ledenaantallen zijn er natuurlijk in de gemeente zelf minder mensen om naar om te zien, maar het wordt steeds lastiger om bijvoorbeeld kerk in het dorp te zijn.  

De samenwerking met Medemblik verloopt heel plezierig en zien we als winst. Het geeft mooie, nieuwe contacten. En samen kunnen we een predikant beroepen, zelfstandig hadden we dat niet gered. Maar in de toekomst zullen we het met z’n tweeën niet redden, ik houd er rekening mee dat een groter samenwerkingsverband nodig zal zijn. 

Toch ben ik niet somber. Ik wil ervoor oppassen dat de zorgen gaan overheersen en we niet meer blij zijn met al het mooie dat samen gemeente zijn met zich meebrengt. Die teneur bespeur ik ook in de kerkenraad. Al met al zijn we niet moedeloos.” 

Dit interview heeft plaatsgevonden in 2023. Het artikel is eerder verschenen in het blad #protestant. De Protestantse Gemeente te Opperdoes werkt inmiddels bestuurlijk nauw samen met de Protestantse Gemeente te Medemblik. Er is één kerkenraad, één college van kerkrentmeesters en één college van diakenen. Er wordt samengewerkt bij het beroepingswerk en er is één kerkblad. Juridisch en financieel zijn beide gemeenten zelfstandig. 

>> Zie ook het Stappenplan samenwerking gemeenten met plaatselijke vierplekken 

 lees verder
 
Investeren in relaties en verbondenheid

Gemeenschap als Bijbels begrip 

De Bijbelse cultuur is niet individualistisch. God is uit op relatie - God ís relatie. De drie-eenheid van Vader, Zoon en Geest wordt wel beschreven als een dans waarin mensen worden uitgenodigd mee te doen. Mensen zijn als beelddragers van God aangelegd op relaties. De profeten schetsen een visioen van samenleven in vrede (sjalom), en Jezus laat zien hoe die vrede gestalte krijgt door grenzen te overbruggen in zijn missie om Gods liefde te delen. 

Uitdagingen in de huidige samenleving 

Onze samenleving is anders dan de Bijbelse wereld. Het individu staat centraal, met waarden als zelfontplooiing, autonomie en zelfredzaamheid. Gemeenschappen staan onder druk en eenzaamheid groeit. Mensen zijn graag 'op zichzelf', in hun eigen bubbel. Tijdsdruk door werk en zorgtaken maakt het moeilijk om structureel bij gemeenschappen betrokken te raken. 

Voor kerken is dit extra uitdagend. Negatieve beelden over kerkgemeenschappen - regels, oordelen, misstanden - maken het ingewikkeld om een christelijke community op te bouwen. Het vergt een lange weg van trouw zijn aan mensen, waarin vertrouwen moet groeien. 

Derde plekken creëren 

Er zijn plekken nodig waar mensen zich welkom weten - zogenaamde 'third places' of derde plekken. Naast werk en thuis een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en het leven kunnen delen. Binnen de pioniersreis ligt de nadruk op 'vrede': het gaat niet primair om geloof verkennen, maar om elkaar leren kennen en er voor elkaar zijn. 

Open gemeenschappen met een bron 

Een groeiende gemeenschap wordt vergeleken met een schapenwei met een bron in het midden. Schapen kunnen vrij naar de bron toe en ervan weg bewegen - open grenzen in plaats van een hek eromheen. Er is geen formeel lidmaatschap, wat de community 'fluïde' maakt: mensen kunnen makkelijk aanhaken maar ook weer vertrekken. 

De 'bron' hoeft niet meteen de Bron met hoofdletter te zijn, maar kan een gedeelde interesse zijn: een opvangplek in de buurt, lezingen, een kunstgroep, samen sporten of wandelen. Belangrijker dan geografische nabijheid zijn netwerken gebaseerd op interesse of leeftijd. 

Vijf randvoorwaarden voor community-vorming 

  1. Organiseer samen activiteitenGa als kernteam vanaf het begin samen met anderen op weg. Organiseer verbindende activiteiten rond een gezamenlijke interesse, waarbij iedereen meedoet in het bedenken en uitvoeren. Verschillende doelgroepen hebben verschillende behoeften: sommigen willen gepakt worden door inhoud, anderen zoeken vooral gezelligheid en steun.
  2. Zorg voor een uitnodigende sfeerMaak ruimte voor mensen, toon interesse zonder oordeel. Laat zien dat mensen welkom zijn, of ze vaak aanwezig zijn of niet. Neem de tijd - beter maandelijks een activiteit waar het team naar uitziet dan wekelijkse bijeenkomsten die uitputten. Maak ruimte voor vreugde, creativiteit en humor.
  3. Bied ruimte voor interactieActiviteiten mogen niet overvol zitten maar moeten ruimte bieden voor ontmoeting. Samen koffiedrinken, maaltijden delen, wandelingen - dit alles biedt optimale ruimte voor interactie. Denk na over tempo en intensiteit van activiteiten. 
  4. Zorg dat mensen zich kunnen inzetten met hun talentenNieuwkomers worden betrokken bij inhoud en uitvoering. Aanwezige gaven en talenten worden benut. Tegelijk is er ruimte voor mensen die vooral ontvangen - soms zijn mensen te kwetsbaar of moe om bij te dragen. Alleen al door aanwezigheid is ieder mens een geschenk. 
  5. Wees veilig en transparantVeiligheid betekent grenzen handhaven in taal, houding en grappen. Ongepaste opmerkingen worden aangepakt. Eerlijkheid en transparantie dragen bij aan veiligheid. Wees vanaf het begin duidelijk over de eigen identiteit en verlangens, zonder mensen buiten te sluiten. 

Spanningsvelden navigeren 

Alle gemeenschappen kennen spanningen tussen gastvrijheid en duidelijkheid. Voor je het weet ontstaat er een onzichtbaar hek en is er weinig ruimte meer voor nieuwkomers. Het evenwicht tussen vertrouwde sfeer en openheid vraagt constante aandacht. 

Een andere spanning bestaat tussen ruimte bieden en het eigen verhaal vertellen. Te veel ruimte kan leiden tot identiteitsverlies, te veel nadruk op de eigen boodschap kan mensen afschrikken. Een krachtige gemeenschap is zowel inclusief als transparant over haar visie. 

Diversiteit en doelgroepen 

Hoewel proefplekken vaak gericht zijn op één doelgroep, hoeven ze niet gesloten te zijn voor anderen. Naarmate een plek groeit, kan de diversiteit toenemen. Bewuste keuzes kunnen helpen andere generaties of culturen te betrekken. 

 Dit artikel is een bewerking van het uitgebreide artikel 'Investeren in relaties en verbondenheid' door Nynke Dijkstra-Algra. Het complete artikel met alle verwijzingen en verdieping is beschikbaar als PDF-download. 

 

 lees verder